Paragraaf 2 - tekstverbanden en signaalwoorden

Welkom!
> Leg NieuwNederlands en je leesboek alvast op tafel
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
> Leg NieuwNederlands en je leesboek alvast op tafel

Slide 1 - Slide

Paragraaf 2
> Tekstverbanden herhaling:

Chronologisch verband
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Toelichtend verband

Slide 2 - Slide

Even oefenen
De inbrekers forceerden eerst de garagepoort en gingen toen weg met de bromfiets van mevrouw Pit. 

Slide 3 - Slide

Even oefenen
De inbrekers forceerden eerst de garagepoort en gingen vervolgens weg met de bromfiets van mevrouw Pit. (CHR)

De toets was moeilijk, maar de leerlingen hebben toch best een goed gemiddelde gehaald. 


Slide 4 - Slide

Even oefenen
De inbrekers forceerden eerst de garagepoort en gingen vervolgens weg met de bromfiets van mevrouw Pit. (CHR)

De toets was moeilijk, maar de leerlingen hebben toch best een goed gemiddelde gehaald. (TEG)

Het is erg druk. Zo hebben we volgende week een toetsweek!

Slide 5 - Slide

Even oefenen
De inbrekers forceerden eerst de garagepoort en gingen vervolgens weg met de bromfiets van mevrouw Pit. (CHR)

De toets was moeilijk, maar de leerlingen hebben toch best een goed gemiddelde gehaald. (TEG)

Het is  druk. Zo hebben we volgende week een toetsweek! (TOE)

Slide 6 - Slide

Drie nieuwe verbanden
Tekstverband
Signaalwoorden
Concluderend
Dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al

Slide 7 - Slide

Drie nieuwe verbanden
Tekstverband
Signaalwoorden
Concluderend
Dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al
Oorzakelijk
Doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is, dus, (dat) komt door

Slide 8 - Slide

Drie nieuwe verbanden
Tekstverband
Signaalwoorden
Concluderend
Dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al
Oorzakelijk
Doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is, dus, (dat) komt door
Redengevend
Omdat, daarom, want, dankzij, immers, namelijk

Slide 9 - Slide

Aan het werk
> Maak opdracht 1, 5 en 11




Klaar? Lezen in je leesboek.

Slide 10 - Slide