4H H19herh argumenteren en debat

4 havo - 6 maart
  • Even herhalen: formuleren van argumenten 
  • A U B- model    SExI- model
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with text slides.

Items in this lesson

4 havo - 6 maart
  • Even herhalen: formuleren van argumenten 
  • A U B- model    SExI- model

Slide 1 - Slide

Hoe formuleer je sterke argumenten

Slide 2 - Slide

debatteren
Hoe bedenk je goede argumenten?
AUB: Argument: - Uitleg - Voorbeeld
SExI: State - Explain - Illustrate

Slide 3 - Slide

Een sterk argument bestaat uit meer dan één zin.
Duidelijke structuur is dus nodig (voor spreker en luisteraar).
Argumenten komen dan  beter over en zijn dan dus overtuigender.

Slide 4 - Slide

SExI - model
State: Vat in een korte zin je argument samen
Explain: Leg je argument uit. Beantwoord hiervoor twee vragen:
a. Waarom klopt je argument?
b. Waarom is je argument belangrijk?

Illustrate: Geef een voorbeeld, feit of statistiek dat je argument sterker maakt.

Slide 5 - Slide

Bijvoorbeeld
Stelling: 

Leerlingen die gemiddeld een 7 staan, moeten vrijstellingen van lessen kunnen krijgen.

Slide 6 - Slide

State
Deze leerlingen beheersen de lesstof ruim voldoende en gaan zich daarom vervelen tijdens de les. Het lestempo is te traag voor hen, ze kunnen beter zelfstandig aan de lesstof werken.

Slide 7 - Slide

Explain
a. Waarom klopt het?
Deze leerlingen zijn sneller klaar als ze zelfstandig werken en hun eigen tempo kunnen aanhouden.
b. Waarom is het belangrijk?
Zo houden ze meer vrije tijd over die ze kunnen besteden aan vakken waar ze moeite mee hebben.

Slide 8 - Slide

Illustrate
Als een leerling in twintig minuten zelfstandig grammatica kan leren, hoeft hij daar niet vijftig minuten voor in de les te zitten.

Slide 9 - Slide

debat
Wat is een debat?

Slide 10 - Slide

Het debat
Sprekers krijgen in een debat de tijd om hun mening toe te lichten. 
Het doel van een debat is om het publiek/de jury te 
  • overtuigen.
Het gaat dan niet om wie gelijk heeft, maar om wie het beste zijn mening kan 
  • onderbouwen.
Een debat is een discussie met regels:

Slide 11 - Slide

Verschil debat en discussie
Debat
Discussie
Begin en eind is afgesproken
Vindt spontaan plaats
Onderwerp staat vast
Onderwerp spontaan gekozen
Volgens vaste regels
Vrije vorm
Deelnemers bekend
Iedereen kan deelnemen
Mening staat vast
Mening kan veranderen
Een derde partij overtuigen
Elkaar overtuigen

Slide 12 - Slide

korte documentaire
'De nieuwe nicotineverslaafden'

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

twee standpunten
1. Vapen mag, e-sigaretten moeten legaal te verkrijgen zijn.

2. Vapen moet bij wet verboden worden.

Slide 15 - Slide

Het debat in de klas
Heeft twee partijen:
  • voorstanders 
  • tegenstanders

Terwijl twee teams debatteren, hebben de anderen ook een rol:

  • jurylid/observator

Slide 16 - Slide

Debatregels
  • Beide partijen hebben eigen spreekbeurten.
  • De tijdwaarnemer houdt dit scherp in de gaten. De spreker moet zich aan de tijd houden.
  • Beide partijen spreken altijd via de juryvoorzitter, nooit direct tot de opponent.
  • De jury beslist wie het meest overtuigend was en wie dus heeft gewonnen.

Slide 17 - Slide

De opbouw van ons debat  
2:00 - Openingsspeech voorstanders
2:00 - Openingsspeech tegenstanders
6:00 - Open ronde; reageren op elkaar 
1:30 -  Voorbereiding: overleggen over de conclusie 
2:00 - Slotspeech tegenstanders
2:00 - Slotspeech voorstanders 

Slide 18 - Slide

Opstelling

Slide 19 - Slide

Openingsspeech
  • Stelling inleiden (voor)
  • Argumenten voor de stelling uitleggen 
Slotspeech
  • samenvatten belangrijkste meningsverschillen 
  • uitleggen waarom jullie het 'meest' gelijk hebben! 

Slide 20 - Slide

2:00 - Openingsspeech voorstanders 
2:00 - Openingsspeech tegenstanders
6:00 - Open ronde; reageren op elkaar
1:30 - Voorbereiding: overleggen over de conclusie 
2:00 - Slotspeech tegenstanders
2:00 - Slotspeech voorstanders 
timer
2:00

Slide 21 - Slide

2:00 - Openingsspeech voorstanders 
2:00 - Openingsspeech tegenstanders
6:00 - Open ronde; reageren op elkaar
1:30 - Voorbereiding: overleggen over de conclusie 
2:00 - Slotspeech tegenstanders
2:00 - Slotspeech voorstanders 
timer
2:00

Slide 22 - Slide

2:00 - Openingsspeech voorstanders 
2:00 - Openingsspeech tegenstanders
6:00 - Open ronde; reageren op elkaar
1:30 - Voorbereiding: overleggen over de conclusie 
2:00 - Slotspeech tegenstanders
2:00 - Slotspeech voorstanders 
timer
6:00

Slide 23 - Slide

2:00 - Openingsspeech voorstanders 
2:00 - Openingsspeech tegenstanders
6:00 - Open ronde; reageren op elkaar
1:30 - Voorbereiding: overleggen over de conclusie 
2:00 - Slotspeech tegenstanders
2:00 - Slotspeech voorstanders 
timer
1:30

Slide 24 - Slide

2:00 - Openingsspeech voorstanders 
2:00 - Openingsspeech tegenstanders
6:00 - Open ronde; reageren op elkaar
1:30 - Voorbereiding: overleggen over de conclusie 
2:00 - Slotspeech tegenstanders
2:00 - Slotspeech voorstanders 
timer
2:00

Slide 25 - Slide

2:00 - Openingsspeech voorstanders 
2:00 - Openingsspeech tegenstanders
6:00 - Open ronde; reageren op elkaar
1:30 - Voorbereiding: overleggen over de conclusie 
2:00 - Slotspeech tegenstanders
2:00 - Slotspeech voorstanders 
timer
2:00

Slide 26 - Slide

H20 'argumentatiestructuren'

Slide 27 - Slide

feiten en aanvaardbaarheid
Wanneer je een feitelijk argument op waarde wilt schatten, heb je kennis van het onderwerp dat centraal staat nodig.
Parate kennis is handig - weten welke betrouwbare bronnen je kunt raadplegen ook.

Slide 28 - Slide

voorbeeld
Grote steden moeten strenge milieuzones instellen, want dieselmotoren leveren de grootste bijdrage aan de slechte luchtkwaliteit. - makkelijk te controleren

Het is logisch dat topfuncties vooral bekleed worden door mannen, want mannen zijn competitiever dan vrouwen.
- lastig te contoleren

Slide 29 - Slide

niet-feiten en aanvaardbaarheid
Waarderende uitspraken zijn lastiger te beoordelen. Ze hebben in een betoog meer uitleg nodig en vereisen ook argumenten die hun aanvaardbaarheid ondersteunen.

.....want goede gezondheidszorg moet voor iedereen toegankelijk zijn.
.....want dieren moet je goed behandelen.

Slide 30 - Slide

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 31 - Slide

Argumentatiestructuren H20
  • Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
  • nevenschikkende argumentatie = één standpunt en meerdere argumenten - afhankelijk/onafhankelijk
  • onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten 

Slide 32 - Slide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 33 - Slide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Je lever wordt door alcoholgebruik steeds slechter.

Slide 34 - Slide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 35 - Slide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie 

Heel Nederland heeft last van het slechte weer.
In Noord-Nederland hadden ze te maken met veel schade door de harde wind.
Terwijl Zuid-Nederland met name te maken had met wateroverlast.

Slide 36 - Slide

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Een taxi kost meer dan wanneer je  zelf rijdt.
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is duur.
Het is slecht voor je lever.
Met drank op moet je een taxi nemen.

Slide 37 - Slide

Argumentatiestructuren
Stelling: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte 5 euro.
  • Het vliegtuig had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Zet de stelling met de bijbehorende argumenten in een schema

Slide 38 - Slide

Argumentatiestructuren
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 39 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 1,2,3,4 blz. 98

Slide 40 - Slide