Ravj H4.2

Welkom
4 MAVO ||  2022-2023

Hoofdstuk 4 - Werk aan de winkel!
Exameneenheid arbeid en productie

1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
4 MAVO ||  2022-2023

Hoofdstuk 4 - Werk aan de winkel!
Exameneenheid arbeid en productie

Slide 1 - Slide

Programma
  • Herhaling
  • Hoofdstuk 4.2
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Na de les kan je: 
  • het verschil tussen een vaste en een flexibele baan uitleggen
  • verschillen tussen werken als zelfstandige en werken in loondienst uitleggen
  • de kenmerken van een eenmanszaak en een vof benoemen
  • de kenmerken van een bv en een nv benoemen
  • uitleggen wat een stichting is

Slide 3 - Slide

Werknemer en werkgever
Als je werkt bij een bedrijf ben je een werknemer. In ruil voor je werk krijg je loon

Het bedrijf is de werkgever. In ruil voor loon komen mensen bij het bedrijf werken. 

Slide 4 - Slide

  • De werknemer

  • Krijgt:
  • Loon
  • Vakantiedagen
  • De werknemer

  • Hij krijgt een uitkering bij:
  • werkloosheid
  • ziekte
  • arbeidsongeschiktheid → hij kan niet meer werken bijv. heel ernstig ziek

Slide 5 - Slide

Arbeidsmotieven

Arbeidsmotieven = redenen om te werken


  • Geld verdienen
  • Nuttig of zinvol bezig zijn
  • Contacten met anderen

Slide 6 - Slide

Noem twee voordelen van de Arbowet

Slide 7 - Open question

Arbowet
Wat is de Arbowet?
  • Basis voor veilig en gezond werken
  • Voorkomt ziekteverzuim 
  • Alle werkgevers en werknemers in Nederland

voordeel: werknemers productiever, werkgevers betalen minder ziektekosten, overheid: minder uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid 

Slide 8 - Slide

CAO
In een CAO staan afspraken over de arbeidsvoorwaarden voor iedereen die in een bepaalde bedrijfstak werkt. Zoals.......
  1. De bouw
  2. De horeca
  3. Basisonderwijs
  4. Voortgezet onderwijs
  5. Gehandicaptenzorg

Slide 9 - Slide

Algemene wet gelijke behandeling
In de Algemene Wet Gelijke Behandeling staat dat er geen onderscheid gemaakt mag worden op basis van bijvoorbeeld:
  1. Geslacht
  2. Afkomst
  3. Leeftijd

Slide 10 - Slide

Noem de drie soorten werk

Slide 11 - Open question

Soorten werk
Wit werk:
  • betaald werk,
  • arbeidscontract,
  • inhouding loonbelasting en sociale premies,
  • geregistreerd, werk in de formele sector.

Zwart werk:
  • betaald werk,
  • geen contract,
  • geen belasting en premies,
  • niet verzekerd,
  • niet geregistreerd, informele sector
  • verboden.

Grijs werk:
  • onbetaald werk:
  • vrijwilligerswerk,
  • werk in eigen huishouden,
  • mantelzorg,
  • niet geregistreerd, informele sector.

Slide 12 - Slide

Wie zou later eigen baas willen worden? In wat voor sector zou je eigen baas willen worden?

Slide 13 - Open question

Heb je zekerheid?
Vaste baan
  • arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
  • ontslagbescherming
  • veel zekerheid

Flexibele baan
  • arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd = tijdelijke baan
  • werk als oproepkracht of werk via uitzendbureau
  • weinig zekerheid

Slide 14 - Slide

Zelfstandig ondernemer
  • Je kunt ook als zelfstandig ondernemer werken. Je verdient je inkomen met je eigen bedrijf.
  • Ongeveer 13% van alle werkenden zijn zelfstandigen. 
  • Zij hebben een eigen onderneming. 
  • De winst die ze daarmee behalen, is hun inkomen. 

  • Een deel van deze ondernemers heeft personeel in dienst, de rest is zzp’er (zelfstandige zonder personeel) 

Slide 15 - Slide

Wat is het verschil tussen werken in loondienst en als zelfstandige?
  • Loondienst (werknemer)
  • arbeidsovereenkomst
  • loon en vakantiedagen en vakantiegeld
  • bij werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid een vangnet

  • Zelfstandige
  • de winst is hun inkomen

Slide 16 - Slide

Ondernemingsvormen
Als je zelfstandig ondernemer bent, moet je een ondernemingsvorm kiezen.
Veel voorkomende ondernemingsvormen zijn:

  • Eenmanszaak
  • Vof (vennootschap onder firma)
  • Bv (= besloten vennootschap)
  • Nv (= naamloze vennootschap)


Slide 17 - Slide

Eenmanszaak
Eenmanszaak = er is één eigenaar die zelf de leiding heeft. De eigenaar kan wel personeel in dienst hebben.


Slide 18 - Slide

Vennootschap onder Firma (VOF)
Vof (vennootschap onder firma) = er zijn twee of meer eigenaren (vennoten of firmanten) die samen de leiding hebben. 


Slide 19 - Slide

Kom je in de schulden?
Als de eenmanszaak of VOF failliet gaat dan zijn de eigenaren aansprakelijk. Het kan dus zijn dat ze de schulden moeten betalen met hun privé vermogen (spaargeld). 


Slide 20 - Slide

Inkomstenbelasting
  • Voor de eigenaars van een eenmanszaak en vof is de winst hun inkomen.
  • Daarover betalen zij inkomstenbelasting. Dat is een belasting die iedereen over zijn privé-inkomen moet betalen.

  • In een vof spreken de vennoten af hoe zij de winst verdelen.


Slide 21 - Slide

Aandelen
  • Als je een aandeel koopt koop je een stukje van een bedrijf. Je wordt dan mede-eigenaar. 
  • De waarde kan omhoog en omlaag gaan. 
  • Als mede-eigenaar mag je meebeslissen en je krijgt een stuk van de winst (dividend). 
  • Als je aandelen bezit ben je een aandeelhouder. 
  • Aandelen worden uitgegeven om te kunnen investeren. 

Slide 23 - Slide

BV en NV
  • Besloten vennootschap (BV)
  • Bij een besloten vennootschap worden er aandelen uitgegeven. 
  • De aandelen van een BV mogen niet zomaar verhandeld worden. 
  • Naamloze vennootschap (NV)
  • Bij een naamloze vennootschap worden er aandelen uitgegeven. 
  • De aandelen van een NV worden verhandeld op de effectenbeurs. Iedereen kan een aandeel kopen. 
  • bv's en nv's betalen over hun winst vennootschapsbelasting 
  • De winst die overblijft kan worden uitgekeerd als dividend of gebruikt worden in de bedrijfsvoering

Slide 24 - Slide

Samengevat
Als je zelfstandig ondernemer bent, moet je een ondernemingsvorm kiezen.
Veel voorkomende ondernemingsvormen zijn:
  • Eenmanszaak
  • Vof (vennootschap onder firma)
  • Bv (= besloten vennootschap)
  • Nv (= naamloze vennootschap)

Slide 25 - Slide

En goede doelen dan?
Een goed doel kiest een andere ondernemingsvorm. Namelijk een stichting. 
Een stichting is opgericht om een bepaald doel te bereiken. 

Een stichting komt aan geld door subsidies en donateurs. 

Een stichting mag geen winst maken.
Kan wel personeel in dienst hebben. → salaris

Slide 26 - Slide

Aan de slag
Maken 4.2
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken, of 4.1 afmakenΩ
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 27 - Slide