soorten beroepen

soorten beroepen
1 / 20
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 20 slides, with text slides.

Items in this lesson

soorten beroepen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Beroepen
Een beroep =
Je werkt en verdient daar geld mee. Het werk wat je doet is je beroep. Het geld wat je krijgt is je loon of je salaris.

Slide 3 - Slide

Eerste sector
Beroepen kunnen we verdelen in soorten. Deze soorten noemen we sectoren. In de eerste sector werken mensen die iets uit de natuur halen. Ze maken niets, ze halen de spullen uit de natuur.
Spullen die uit de natuur komen en waar niets mee gedaan is heten grondstoffen.
Mensen in de eerste sector zijn b.v. visser, boer, mijnwerker, herder. De grondstoffen die ze uit de natuur halen zijn vis, graan, steenkool of wol.

Slide 4 - Slide

Tweede sector
Mensen in de tweede sector gaan iets maken van grondstoffen. De bakker maakt brood van graan. De wever maakt stof van wol. De smid maakt een ring van goud.

Slide 5 - Slide

Derde sector
In de derde sector werken mensen die iets voor iemand anders doen. Ze verlenen een dienst/een service. Ze helpen je of ze helpen het land. 
B.v. de pakjesbezorger, de verpleger, de politie-agent. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat heb ik nodig voor een pizza?
Ik heb graan nodig, tomaten, kaas en ansjovis. De boer verbouwt graan en de boer heeft koeien, die zorgen voor melk. De visser vangt de ansjovis. Deze mensen werken in de eerste sector en zorgen voor de grondstoffen voor mijn pizza.

Slide 8 - Slide

De tweede sector
De ansjovis wordt in een blikje gedaan en gezouten. Van de tomaten wordt saus gemaakt. Van de melk wordt kaas gemaakt. Het graan wordt gemalen en er wordt meel van gemaakt. Dit wordt in grote fabrieken gedaan. De mensen die daar werken, die werken in de tweede sector.

Slide 9 - Slide

De tweede sector
Al die spullen zijn nog geen pizza. Er moet iets van gemaakt worden. Iets maken, dat is nog steeds een beroep in de tweede sector. De pizzabakker gaat nu een pizza maken. Ook hij werkt in de tweede sector. Hij maakt iets.

Slide 10 - Slide

De derde sector
De pizza is klaar en wordt naar mijn huis gebracht. De pizza bezorger maakt niets. Hij verleent een dienst. Hij brengt de pizza. Hij helpt mij, ik kan thuis wachten tot de pizza komt. De pizza bezorger werkt in de derde sector.

Slide 11 - Slide

De derde sector
Ik kan ook in een restaurant gaan eten. De ober brengt dan mijn drinken en mijn pizza. De ober maakt niets. Hij helpt mij en verricht service. Hij brengt mijn eten. Hij werkt in de derde sector.

Slide 12 - Slide

De derde sector
Ik word heel erg ziek van de pizza. Ik moet gelijk naar de dokter. De dokter helpt mij en maakt mij beter. De dokter helpt, hij werkt in de derde sector. De dokter maakte mij beter, maar hij maakt geen goederen/geen spullen, hij verleent een dienst.

Slide 13 - Slide

De eerste sector
Ik pluk katoen. Katoen groeit in warme landen, het komt uit de natuur en is een grondstof. Ik werk dus in de eerste sector.

Slide 14 - Slide

Tweede sector
In de fabriek maken ze draden en lappen stof van het katoen. Hier kunnen ze kleren van maken. De mensen in de fabriek werken in de tweede sector. Ze maken de grondstof katoen spullen, ze maken lappen stof.

Slide 15 - Slide

Tweede sector
De lappen stof worden in een andere fabriek gebruikt om kleding te maken. Deze mensen maken goederen/spullen. Zij werken in de tweede sector.

Slide 16 - Slide

De derde sector
Veel kleding komt uit verre landen, zoals China, India en Pakistan. De kleding komt met een groot schip, een containerschip naar Nederland. De mensen op het schip maken geen spullen, ze verlenen een dienst en brengen de spullen naar Nederland. Zij werken in de derde sector.

Slide 17 - Slide

De derde sector
Een vrachtwagenchauffeur brengt de kleding nu naar een winkel. Ik kan het bij de verkoopster kopen of door een bezorger bij mij thuis laten bezorgen. Al deze mensen maken niets. Ze werken in de derde sector.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide