werkwoordendictee 1

1 / 18
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Bij welke vorm gebruik je ik+t?
en in welke tijd?

Slide 3 - Open question

(v.t.) Mijn vader ... een huis.


A
bouwt
B
bouwdde
C
bouwden
D
bouwde

Slide 4 - Quiz

Weet je nog?
Verleden tijd, oranje op de denkstappenkaart.
mijn vader, enkelvoud of meervoud?
bouwen, klankvast of klankveranderend?
bouwen, -en eraf eindigt op een w, die zit niet in 'tkofschiptaxi
dus een -d soort  antwoord: bouwde  ik-vorm+de

Slide 5 - Slide

(t.t.) Vandaag ... ik vaak.
A
nies
B
nieste
C
niesde
D
niesdde

Slide 6 - Quiz

(v.t.) Ik ... niet te kijken.
A
durfte
B
durf
C
durfde
D
durfdde

Slide 7 - Quiz

Gisteren ... hij die foto.
vergroten
A
vergrote
B
vergrootte
C
vergroten
D
vergrootten

Slide 8 - Quiz

Gisteren ... hij die belangrijke brief al.
posten
A
poste
B
postte
C
posten
D
postten

Slide 9 - Quiz

Heb jij die vraag al ... ?
(voltooid deelwoord)
A
geantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoort
D
beantwoord

Slide 10 - Quiz

Jullie hebben meer dan een uur ...
A
gedansdt
B
gedanst
C
dansen
D
gedansd

Slide 11 - Quiz

(t.t.) ... jij hem straks wel?
A
groet
B
groette
C
groed
D
groedt

Slide 12 - Quiz

(t.t.) Wij ... vandaag met het project.
A
startten
B
starten
C
startte
D
start

Slide 13 - Quiz

Hebben jullie van de taart ... ?
A
gesnoepd
B
gesnoepen
C
gesnoept

Slide 14 - Quiz

(v.t.) Vorig jaar ... ik mij twee keer ziek.
A
meldde
B
melde
C
meldden

Slide 15 - Quiz

(t.t.) De politie ... de openbare orde.
A
handhaafd
B
handhaaft
C
handhaafdt
D
handhaafde

Slide 16 - Quiz

(v.t.) Zij ... zich over mijn rapport.
A
verbaast
B
verbaasd
C
verbaasdt
D
verbaasden

Slide 17 - Quiz

Ik heb dat woord zachtjes ...
A
gefluistert
B
gefluisterd
C
gefluisterdt
D
gefluisteren

Slide 18 - Quiz