This lesson contains 16 slides, with text slides.
1) Sommige woorden op -e hebben twee meervoudsvormen (groenten - groentes)
2) De -f verandert in een -v en de -s verandert in een -z (duiven - sluizen)
3) Woorden op -ee krijgen er +ën bij (ideeën)
4) Woord op -ie krijgen er +ën bij OF er komt een trema op de laatste e (melodieën - bacteriën)
– > als de klemtoon op -ie valt, dan voeg je -ën toe: theorie → theorieën
– > als de klemtoon op een andere lettergreep valt, dan krijgt de laatste e een trema en voeg je alleen -n toe: olie → oliën