voegwoorden 2

voegwoorden
Als je twee zinnen hebt, kun je die aan elkaar vast maken met een voegwoord.
1. Elina eet een ijsje            2.Niels eet een gebakje
Elina eet een ijsje   en   Niels eet een gebakje
1 / 11
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

voegwoorden
Als je twee zinnen hebt, kun je die aan elkaar vast maken met een voegwoord.
1. Elina eet een ijsje            2.Niels eet een gebakje
Elina eet een ijsje   en   Niels eet een gebakje

Slide 1 - Slide

sleep alle voegwoorden naar dit vak 
zoals
nadat
terwijl
hoewel
en
maar
als
want
of
terwijl
voordat
omdat

Slide 2 - Drag question

Carlijn houdt van gymmen ..... ze is haar spullen vergeten
Welk voegwoord ?
A
want
B
maar
C
of
D
en

Slide 3 - Quiz

Marije kijkt naar een film .... ze eet popcorn.
Welk voegwoord?
A
maar
B
want
C
en
D
of

Slide 4 - Quiz

Sven loopt naar de koelkast ..... hij heeft zin in limonade
Welk voegwoord?
A
of
B
want
C
en
D
maar

Slide 5 - Quiz

Emelie mag een sieraad kiezen.
Zal ze een ring kiezen ...... neemt ze een ketting?
Welk voegwoord?
A
en
B
maar
C
of
D
want

Slide 6 - Quiz

Raza lust zijn soep niet, .... de soep is te zout.
Welk voegwoord?
A
of
B
want
C
en
D
maar

Slide 7 - Quiz

Emooi wil graag chips eten .... de chips is op.
Welk voegwoord?
A
maar
B
en
C
of
D
want

Slide 8 - Quiz

Shanti weet niet wat ze vanavond gaat eten. Krijgt ze patat .... krijgt ze pannenkoeken?

Welk voegwoord?
A
en
B
want
C
maar
D
of

Slide 9 - Quiz

Noelle drinkt een kopje thee ..... ze krijgt een koekje.
Welk voegwoord?
A
en
B
maar
C
of
D
want

Slide 10 - Quiz

Welke voegwoorden ken je?
Schrijf ze maar op:

Slide 11 - Open question