tvg klas 2 hst 6

Wat is de Verlichting
A
Periode met veel vergaderingen
B
Lampjes
C
Periode waarin mensen zelf gaan nadenken
D
Een grote nieuwe ingeving
1 / 21
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat is de Verlichting
A
Periode met veel vergaderingen
B
Lampjes
C
Periode waarin mensen zelf gaan nadenken
D
Een grote nieuwe ingeving

Slide 1 - Quiz

De Franse Revolutie begon in
A
1748
B
1776
C
1789
D
1795

Slide 2 - Quiz

Denk na over waar de Verlichting voor stond. Wat wilden de Verlichters mee afrekenen?
A
De ratio (het verstand)
B
Altijd luisteren naar de kerk
C
De mens is van nature goed
D
De macht van het volk

Slide 3 - Quiz

Trias politica

A
Voltaire
B
Locke
C
Rousseau
D
Montesquieu

Slide 4 - Quiz

Wat is Trias Politica?

A
Dat drie koningen tegelijkertijd regeren in een land
B
Dat drie politici het land regeren
C
Het samenbrengen van drie soorten macht: De wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht
D
Het scheiden van drie soorten macht: in wetgevend, uitvoerende en rechtsprekende macht

Slide 5 - Quiz

Wat heeft te maken met de oorzaak van de Franse revolutie?
A
Geen inspraak in het bestuur
B
Bestorming Bastille
C
Napoleon heeft de macht
D
Er worden 12.000 mensen onthoofd

Slide 6 - Quiz

Wat is geen stand vóór de Franse revolutie
A
Koning
B
Geestelijkheid
C
Adel
D
Boeren en burgers

Slide 7 - Quiz

Wie was Robespierre?
A
de koning van Frankrijk
B
een verlicht denker
C
een leider ten tijde van de derde fase
D
de bedenker van de guillotine

Slide 8 - Quiz

Aan welke revolutie maakte Napoleon een einde?
A
Bataafse Revolutie
B
Amerikaanse revolutie
C
Franse Revolutie
D
Industriële revolutie

Slide 9 - Quiz

Stelling:
Een gevolg van de Franse revolutie was de afschaffing van de standenmaatschappij.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Tijdens de Revolutie werd de Franse koning onthoofd. De hoeveelste Lodewijk was dit?
A
XIII
B
XIV
C
XV
D
XVI

Slide 11 - Quiz

Hoe wou Marie Antoinette de onrust in Frankrijk oplossen?
A
Meer eten voor het volk
B
Oorlog met hulp van haar broer
C
De wensen van het volk respecteren
D
Meer belasting heffen

Slide 12 - Quiz

Op welke datum herdenkt Frankrijk jaarlijks de Franse revolutie?
A
14 juli
B
27 april
C
4 juli
D
9 november

Slide 13 - Quiz

Wie had de macht in Frankrijk na de Franse Revolutie?
A
De rijke burgers
B
De Koning
C
Geestelijkheid en Adel
D
Adel

Slide 14 - Quiz

wat waren de 3 ideeën van de Franse Revolutie?
A
vrijheid, slaven, broerschap
B
vrij hebben, gelijk hebben, broeders hebben
C
vrijheid, gelijkheid, broederschap
D
vrijheid, gelijkheid, broer

Slide 15 - Quiz

Wat is de Bataafse Revolutie?
A
een democratische revolutie met steun van Pruisen
B
een democratische revolutie met steun van Frankrijk
C
Een opstand tegen de Bataafse koning
D
Een opstand tegen de Franse koning

Slide 16 - Quiz

Napoleon stelde het Continentaal Stelsel in. Wat betekende dit?
A
Hij kondigde aan dat iedereen in Frankrijk gelijke rechten had.
B
Hij verbood de handel met Engeland.
C
Hij liet alle handel met Rusland toe.
D
Hij begon zo de hervorming van alle Franse wetgeving.

Slide 17 - Quiz

Lees: Napoleon Verslagen. Zet de volgende gebeurtenissen over Napoleon in de juiste tijdsvolgorde van vroeger naar later:
A Generaal Napoleon grijpt de macht in Frankrijk.
B Napoleon kroont zichzelf tot keizer.
C Napoleon wordt bij Waterloo verslagen.
D Napoleon wordt dictator.
E Napoleons leger wordt in Rusland vernietigd.

A
A, B, D, C, E
B
A, D, B, E, C
C
D, A, B, C, E
D
D, B, A, E, C

Slide 18 - Quiz

Waar werd Napoleon definitief verslagen?
A
Austerlitz
B
Leipzig
C
Waterloo
D
Marengo

Slide 19 - Quiz

Wat is de Code Napoleon?
A
Een code die hij riep als de soldaten moesten aanvallen.
B
Het Franse burgerlijk wetboek
C
Het Franse metrieke stelsel
D
Een wet over de dienstplicht.

Slide 20 - Quiz

Hoe heet deze Pyramide?
A
Pyramide van Geops
B
Pyramide van Gizeh
C
Pyramide van Austerlitz

Slide 21 - Quiz