This lesson contains 32 slides, with text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Pruiken & revoluties
1. Bestuur en standenmaatschappij in Frankrijk
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Leervragen
1. Je kunt uitleggen waarom het bestuur van Lodewijk XVI in de problemen komt
2. Je kunt uitleggen waarom de bourgeoisie ontevreden is over de standenmaatschappij
3. Je kunt continuïteit en verandering onderscheiden
Slide 3 - Slide
Eerst een beetje herhalen...
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Map
Slide 7 - Map
L'État, c'est Moi
De wil van de koning is wet. Dit noem je absolutisme. (Ancien Regime).
Lodewijk XIV was een Franse koning met absolute macht.
Deze macht is door god gegeven: droit divin (goddelijk recht)
Zo hoeft dus ook niemand aan de koning te twijfelen...
ZIjn opvolgers Lodewijk XV & Lodewijk XVI die waren ook absoluut vorst
Slide 8 - Slide
Lodewijk XIV
Slide 9 - Slide
De Zonnekoning
Lodewijk XIV (1638-1715) was één van de machtigste koningen van Frankrijk.
Hij werd koning toen hij 5 jaar was. Tot zijn 23e werd Frankrijk daarom bestuurd door eerste minister Mazarin.
Hij zorgde ervoor dat iedereen naar Lodewijk zou luisteren en dat hij de absolute macht had.
Pak je smartphone of tablet en klik op de link om het paleis van Versailles van binnen te bekijken!
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Lodewijk XV
Slide 12 - Slide
Lodewijk XVI
Slide 13 - Slide
Hoffeesten op Versailles
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Standenmaatschappij
Sinds de middeleeuwen was de Franse samenleving verdeeld in 3 standen: 'bidders, strijders en werkers'
Over deze verdeling kon niet worden getwijfeld: God had dit zo bepaald.
Slide 16 - Slide
De 1e stand
De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).
De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters
Slide 17 - Slide
De 2e stand
De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).
De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.
Slide 18 - Slide
De 3e stand
De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij, de bourgeoisie (97% van de bevolking). Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma.
De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen.
Slide 19 - Slide
Misoogst
Door mislukte oogsten waren de graanprijzen (en dus ook de prijs van brood) enorm gestegen. Er ontstonden zelfs hongersnoden.
Ondertussen moest de 3e stand wél veel belasting betalen.
Slide 20 - Slide
Frankrijk gaat langzaam failliet
Het bestuur en leger functioneerden slecht.
Feesten, paleizen, bestuur en oorlogen kosten heel veel geld, maar het geld is op.
Koning Lodewijk XVI wil graag meer geld hebben, maar de Adel & geestelijkheid wilde geen belasting betalen
Slide 21 - Slide
Het bestuur
Het bestuur en leger functioneerden slecht.
Lodewijk XV en XVI hadden geen interesse in het bestuur en namen daarom vaak verkeerde beslissingen.
De adel en geestelijken hadden veel politieke macht. Wetten die door de koning werden opgesteld, werden dus niet overal doorgevoerd.
Er waren te weinig goede ambtenaren.
Het leger raakte verzwakt door te weinig investeringen.
Slide 22 - Slide
Aantekeningen
Slide 23 - Slide
Geestelijkheid
De 1e stand
Adel
De 2e stand
De 3e stand
Alle mensen die niet bij de 1e of 2e stand horen.
Slide 24 - Slide
Ongelijkheid
Hoge belastingen voor de boeren (Hofstelsel met herendiensten bestaan nog steeds)
Ook bij slechte omstandigheden, moeten ze betalen -> boeren worden ontevreden
Ook in de steden onrustiger: armoede groot en slechte arbeidsomstandigheden.
Vooral de bourgeoisie (rijke burgers) spreekt zich hiertegen uit