MH2 les voor de toets

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Toetsstof oefenen: formuleren H1 t/m H6!

Voegwoorden

Een samengestelde zin, heeft twee persoonsvormen.

1. Waar
2. Niet waar

Maak een samengestelde zin met het woord: 'terwijl'

Maak twee losse zinnen:

Ik vind mijn buurman niet aardig, omdat hij geen gedag zegt.

Verwijswoorden

Met welke verwijswoorden kun je verwijzen naar het-woorden?

1. zij/ze, haar, die, deze
2. het, zijn, dat, dit
3. zij/ze, hen, hun, die, deze
4. hij/hem, zijn, dat, deze

Laura was haar tas vergeten. .......... is teruggefietst naar huis.

Waar verwijst 'die'?

Zie je de auto die daar rijdt?

Zij is de persoon ..... ik graag samen sport.

1. waarmee
2. met wie
3. waardoor
4. hoezo

Dat is de spatel ........ ik elke avond mijn eten kook.

1. waarmee
2. met wie
3. met wat

Komisch - Komischer - ..........

Weinig - ...........-...........

1. weiniger - weinigst
2. weiniger - minst
3. minder - minst
4. minder - weinigst

Laatste onderdeel: Vaste voorzetsels bij werkwoorden

Het hotel kampte
...
wateroverlast door de uitzonderlijke regenval.

1. door
2. met
3. voor
4. naast

Amsterdam behoort
...
de meest toeristische steden van Europa.

1. bij
2. voor
3. naast
4. tot

Werkwoorden met
vaste voorzetsels

Zoek op Google een foto van iets of iemand die laat zien hoe jij je voelt over de toets van dinsdag!