Les 7 - 2H/V

Welkom!
Als de timer is afgelopen heb je...
  • Tas op de grond
  • Leer- en opdrachtenboek op tafel
  • Telefoon in je tas of telefoontas
timer
2:00
1 / 43
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Als de timer is afgelopen heb je...
  • Tas op de grond
  • Leer- en opdrachtenboek op tafel
  • Telefoon in je tas of telefoontas
timer
2:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Telefoon in telefoontas of eigen tas + Chromebook in je tas + boek dicht

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vandaag
- Geheugen opfrissen (quizjes, groepsopdrachten)
- oefentoets
- Eindopdracht schetskaart megasteden (inleveren op....)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Toetsweek = §2.1 - §2.6. Eigen atlas mee naar de toetsweek!

Niet bij je = jammer dan!

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat moet je kennen en kunnen?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Kennen:

  • Vier kenmerken stad
  • Factoren die ligging van steden beïnvloeden 
  • Verschil tussen opbouw westerse- en niet westerse stad
  • Opbouw van een Amerikaanse stad
  • Redenen voor woon-,werk- en milieuproblemen in een megastad
  • Maatregelen benoemen om de stad weer aantrekkelijk te maken
Kunnen:

  • Beschrijven verschillen wereld- en megastad 
  • Verklaren van het verschil in verstedelijkingstempo tussen rijke en arme landen
  • Uitleggen van het verband tussen verstedelijkingsgraad, verstedelijkingstempo en welvaart.
  • Uitleggen waarom verstedelijking steeds vaker plaatsvindt in de randzone van de stad
  • Uitleggen waarom de informele sector de 'smeerolie' van de economie wordt genoemd

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Begrippenkennis  
Zet in je schriftje de nummers 1 t/m 10 onder elkaar.

Begrippen komen uit hoofdstuk 2.1 t/m 2.6

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

1. Begrip?
Het proces waarbij een vervallen wijk dicht bij het centrum wordt opgeknapt en een woonwijk wordt voor hogere inkomens. Ook het voorzieningsniveau in de wijk stijgt. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

2. Begrip?
Stadsopbouw uit de koloniale tijd die bestaat uit een westers en een niet-westers stadsdeel.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

3. Begrip?
Het opknappen van huizen. De huizen worden duurder/huur stijgt.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

4. Begrip?
Aaneengesloten stedelijke bebouwing die zicht over meer dan één gemeente uitstrekt

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

5. Begrip?
Stad met meer dan tien miljoen inwoners

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

6. Begrip?
Het afbreken van huizen en wijken en ze vervangen door nieuwbouw. De woningdichtheid neemt hierbij af. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

7. Begrip?
Deel van het stadscentrum waar de zakenwereld zit. Vaak herkenbaar aan de hoogbouw. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

8. Begrip?
Een stad die, gelet op het aantal inwoners en functies, veel groter en belangrijker is dan de tweede stad in het land. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

9. Begrip?
Hoefijzervormig stedelijk gebied waarvan Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag de belangrijkste kernen vormen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

10. Begrip?
Een stedelijk gebied waarin de omringende plaatsen op tal van manieren verbonden zijn met de centrale stad. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Bespreken begrippen

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

1. Begrip?
Het proces waarbij een vervallen wijk dicht bij het centrum wordt opgeknapt en een woonwijk wordt voor hogere inkomens. Ook het voorzieningsniveau in de wijk stijgt. 

  • gentrificatie

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

2. Begrip?
Stadsopbouw uit de koloniale tijd die bestaat uit een westers en een niet-westers stadsdeel.

  • koloniale dubbelstad

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

3. Begrip?
Het opknappen van huizen. De huizen worden duurder/huur stijgt.

  • renovatie

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

4. Begrip?
Aaneengesloten stedelijke bebouwing die zicht over meer dan één gemeente uitstrekt

  • agglomeratie

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

5. Begrip?
Stad met meer dan tien miljoen inwoners

  • megastad

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

6. Begrip?
Het afbreken van huizen en wijken en ze vervangen door nieuwbouw. De woningdichtheid neemt hierbij af. 

  • sanering

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

7. Begrip?
Deel van het stadscentrum waar de zakenwereld zit. Vaak herkenbaar aan de hoogbouw. 

  • CBD

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

8. Begrip?
Een stad die, gelet op het aantal inwoners en functies, veel groter en belangrijker is dan de tweede stad in het land. 

  • primate city

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

9. Begrip?
Hoefijzervormig stedelijk gebied waarvan Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag de belangrijkste kernen vormen

  • Randstad

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

10. Begrip?
Een stedelijk gebied waarin de omringende plaatsen op tal van manieren verbonden zijn met de centrale stad. 

  • stadsgewest

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Pak je Chromebook. Ga via cloudwise naar de applicatie ''LessonUp''


Vul de code die op het bord staat in.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Wat zie je?
Waar komt dit voor?
Waarom komt dit hier voor?
Is dit gewenst?
Komt dit overal zo voor? 
Openingsfoto

Slide 30 - Slide

Beschrijving van de openingsfoto

De Dachsteiner Alpen, Oostenrijk.
Herhalingsvragen
  • Wat is het verschil tussen een megastad en een wereldstad?
  • Uit welke vier steden bestaat de randstad?
  • Wat is het verschil tussen saneren en renoveren?
  • Wat verstaan we onder de term gentrificatie?
  • Hoe ontstaat een agglomeratie?

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Kort quizje

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

De nieuwmarktbuurt is een stadsvernieuwingsbuurt in de Amsterdamse binnenstad. In een groot deel van deze buurt heeft sanering plaatsgevonden. Wat was het belangrijkste gevolg van deze sanering? Kies het juiste antwoord.
A
De huren zijn flink gestegen.
B
Er zijn meerdere moderne bedrijfsgebouwen gekomen
C
Het aantal woningen is toegenomen
D
De oude huizen zijn gemoderniseerd.

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Om een plaats een stad te noemen moet deze plaats een aantal kenmerken voldoen. Welk kenmerk hoort daar niet bij? Kies het juiste antwoord.
A
De beroepsbevolking verdient de kost vooral in de tertiaire en secundaire sector.
B
Veel voorzieningen zijn ook voor het verzorgingsgebied van de stad.
C
Er is een hoger aantal bewoners per huis dan op het platteland.
D
Er is een vrij hoge woningdichtheid.

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Een stad ligt nooit zomaar ergens. Welke factor speelt bij steden in ontwikkelingslanden een belangrijke rol? Kies het juiste antwoord.
A
de bevolkingsdichtheid in de regio waarin de stad ligt
B
de ligging van die stad in het graadnet
C
de vruchtbaarheid van de bodem in dat gebied
D
het koloniale verleden

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Lees de vier uitspraken over het verband tussen welvaart, verstedelijkingsgraad en verstedelijkingstempo. Welk verband is juist? Kies het juiste antwoord.
A
Hoe armer een land, hoe lager de verstedelijkingsgraad en hoe hoger het verstedelijkingstempo.
B
Hoe rijker een land, hoe hoger de verstedelijkingsgraad en hoe hoger het verstedelijkingstempo.
C
Hoe rijker een land, hoe lager de verstedelijkingsgraad en hoe lager het verstedelijkingstempo.
D
Hoe armer een land, hoe hoger de verstedelijkingsgraad en hoe hoger het verstedelijkingstempo.

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Welke uitspraak is juist?
A
Megastad en wereldstad gaat nooit samen.
B
Koloniale dubbelsteden vind je ook in Australië.
C
Door suburbanisatie wordt de centrale stad in het algemeen armer.
D
De ontwikkeling van stad naar agglomeratie wordt vooral veroorzaakt door het proces van vervlechting.

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Chromebook dicht

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Nu jullie!

Slide 39 - Slide

This item has no instructions


Tweetallen




  • Wat? Drie vragen over lesstof H2.1 - 2.6 maken. Schrijf de vragen op uitgedeelde blaadjes. Je moet ook een juist antwoord eraan toevoegen.
  • Hoe? Gebruik één van de volgende manieren om een vraag te stellen:                                                                                                          1. Welke invloed heeft....op.....?                                                               2. Wat zou er gebeuren als.......?                                                             3. Waarin verschilt .... van....?                                                                   4. Waarom is .... een voorbeeld van .... ?                                             5. Hoe zou je .... uitleggen aan je klasgenoten?                             6. Wat is het sterkste argument tegen...?
  • Je mag de atlas gebruiken!
  • Klaar? Extra vragen bedenken
  • Tijd? 8 minuten
timer
8:00

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Oefentoets: 2.1 t/m 2.6
Wat? Maken oefentoets
Hoe? Zelfstandig in stilte
Tijd: 15 min.
Klaar? Leren voor de toetsweek



timer
15:00

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Toetsweek = §2.1 - §2.6. Eigen atlas mee naar de toetsweek!

Niet bij je = jammer dan!

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Voordat jullie de les verlaten...

Slide 43 - Slide

This item has no instructions