Deviant op weg naar 1F thema 1 spreekwoorden & uitdrukkingen

Nederlands
Thema 1 hoofdstuk 1

Spreekwoorden en uitdrukkingen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands
Thema 1 hoofdstuk 1

Spreekwoorden en uitdrukkingen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Doel
Aan het einde van deze les:

Ken je de 10 spreekwoorden en hun betekenissen van thema 1

Weet je wat uitdrukkingen, spreekwoorden en gezegden zijn

Slide 3 - Slide

Spreekwoord
Als er een schaap over de dam is, volgen er meer

Is een zin waar een wijsheid of levensles in zit.

De zin schrijf je altijd op dezelfde manier.

Slide 4 - Slide

Uitdrukking
De vinger op de zere plek leggen-> Klaas legt de vinger op de zere plek

Is een zinsdeel met een werkwoord erin en kun je aanpassen

Slide 5 - Slide

Gezegde
Als een kip zonder kop
Is een zinsdeel zonder werkwoord. Je kunt er ook iets voor en/of achter zetten
Mike begon als een kip zonder kop naan zijn werkstuk

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Samen maken
Blz 16 en 17 opdracht 5 en 6:

We maken deze opdrachten samen.
We schrijven het spreekwoord met de betekenis in ons schrift. 

Slide 8 - Slide

Even leren
Kijk goed naar de spreekwoorden en hun
betekenissen. Probeer ze te onthouden.
timer
5:00

Slide 9 - Slide

Wat weet jij al?
De volgende opdracht probeer je zonder afkijken te doen.

Je krijgt zometeen 4 spreekwoorden zien. 

Je gaat de betekenis typen.
Dat mag dezelfde zijn als in je boek.
Het mag ook een beetje in je eigen woorden.


Slide 10 - Slide

Geen kind hebben aan iemand

Slide 11 - Open question

Iemand met open armen ontvangen
A
Hele goede vrienden zijn
B
Iemand enthousiast ontvangen
C
Geen last hebben van iemand
D
Mensen veranderen

Slide 12 - Quiz

Jong geleerd, is oud gedaan

Slide 13 - Open question

Oost west, thuis best.

Slide 14 - Open question

Oud en wijs genoeg zijn.

Slide 15 - Open question

Is dit een uitdrukking, spreekwoord of gezegde?

Slide 16 - Slide

Van je familie moet je het hebben
A
Het is altijd gezellig met familie
B
Je familie woont ver weg
C
Vaak kun je op je eigen familileden niet vertrouwen.
D
Je familie zijn de beste vrienden

Slide 17 - Quiz