1.5 A/an + have got

Doelen
Ik begrijp wanneer ik a of an moet gebruiken.
Ik weet hoe ik have/has got moet gebruiken.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Doelen
Ik begrijp wanneer ik a of an moet gebruiken.
Ik weet hoe ik have/has got moet gebruiken.

Slide 1 - Slide

A/ An rule?         

Slide 2 - Slide

Een (A/An)
A gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker:
- A woman
- A shoe
AN gebruik je voor woorden die beginnen met een klinker
- An apple
- An egg
Maar ook als een klinker klinkt als een medeklinker:
- ''u'' klinkt als ''you'' -> A university
- ''o'' klinkt als ''w'' -> A one-room apartment 
Maar ook als een medeklinker, klinkt als een klinker:
-  een stomme ''h'' -> an hour
- een afkorting -> an NBC reporter

Slide 3 - Slide

... girl
A
a
B
an

Slide 4 - Quiz

... school
A
a
B
an

Slide 5 - Quiz

.... university
A
a
B
an

Slide 6 - Quiz

.... umbrella
A
a
B
an

Slide 7 - Quiz

.... artwork
A
a
B
an

Slide 8 - Quiz

... insect
A
A
B
An

Slide 9 - Quiz

... tiger
A
a
B
an

Slide 10 - Quiz

... hour
A
a
B
an

Slide 11 - Quiz

... house
A
a
B
an

Slide 12 - Quiz

Ik begrijp nu hoe de lidwoorden a/an werken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Have/has got 

To have got = hebben (tegenwoordige tijd)






I                         have got
You                   have got
He/she/it         has got
You                   have got
We                    have got
They                 have got

Slide 14 - Slide

Have/has not got 
Om aan te geven dat iemand iets niet heeft, gebruik je:
Have not got / haven't got
Has not got / hasn't got


Slide 15 - Slide

Have/has got?
Bij het stellen van vragen zet je have/has voor het onderwerp: 

Have you got the key?
Has she got a dog?

Slide 16 - Slide

She ___ a nice laptop.

Slide 17 - Open question

- We ____ a new dog.

Slide 18 - Open question

You ___ the most beautiful smile!

Slide 19 - Open question

- My cat _____ orange fur.

Slide 20 - Open question

___ my dad ___ a blue pair of shoes?

Slide 21 - Open question

Ik begrijp nu hoe ik have/has got moet gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll