Medicatie (basis)

                  Basiskennis 
                                                    medicatie
1 / 48
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

                  Basiskennis 
                                                    medicatie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les beschik je tot de basiskennis van medicatie en de kennis rondom medicatieveiligheid.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Waarvoor dient een medicatielijst? 
timer
2:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Naamgeving medicatie
chemische naam = nauwkeurige beschrijving van de atomen die de stof bevat.
(Para-acetylaminofenol)

stofnaam of generieke naam = beschrijving van de stof(fen) die in het medicijn zitten (paracetamol) onder deze naam herkennen wij vaak de werking van het medicijn

merknaam = fantasienaam verzonnen
door fabrikant

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Juiste tijd
Juiste persoon
Juiste medicijn
Juiste dosering
Juiste toedieningswijze

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Doel van medicijnen
- preventief/profylactisch
- curatief/causaal
- symptomatisch 
- placebo

Slide 6 - Slide

Preventief/profylactisch = voorkomen van een ziekte (bijv. vaccinatie of middelen tegen wagenziekte)

curatief /causaal= bestrijden van de oorzaak dus behandeling (antibiotica keelontsteking) en uiteindelijk genezing

symptomatisch= symptomen aanpakken bijv. ontstekingsremmende pijnstilling 

substitutie = aanvullen van tekorten (bijv. testosteron of insuline)

diagnostisch= om een diagnose te kunnen stellen bijv. radio actieve vloeistof bij een pet scan





bijv. corona
vaccin
bijv.
paracetamol
Voorkomen van ziekte
Verminderen van klachten door suggestie
Bestrijden of verzachten van de gevolgen van een ziekte
Bestrijden van de oorzaak van een ziekte
profylactische werking
causale werking
symptoom-
bestrijding
Placebo
bijv. antibiotica

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Vormen van medicijnen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

Tabletten, dragees en capsules kunnen zo gemaakt zijn dat de werkzame stof niet in de maag, maar pas in de dunne darm vrijkomt. Hierdoor kan het maagzuur het medicijn niet aantasten.
Deze medicijnen mogen nooit gekauwd, gebroken of gemalen worden.

Zetpillen bestaan uit een gemakkelijk smeltende stof waarin de geneesmiddelen zijn verwerkt. Het geneesmiddel wordt via de slijmvlieswand van de darmen snel in het bloed opgenomen.


Wat doet het lichaam met medicijnen?
Absorptie= opname
Distributie= verdelen
Metabolisme= afbreken
Excretie=uitscheiden


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat doet het lichaam met medicijnen?

 Absorptie
snelheid en biologische beschikbaarheid van het medicijn in het bloed
verschilt bij enterale en parenterale toediening (!)

Orale toediening: maag-darmkanaal->darmwand->bloedbaan->poortader-> lever->medicijn voor het eerst in de lever (FIRST PASS EFFECT)-> medicijn deels afgebroken door enzymen (niet werkzaam)-> andere deel via gal opnieuw uitgescheiden in darmen, poortader en lever->verlaat leverader en biologische beschikbaarheid ontstaat->naar hart longen-> aorta-> alle delen van het lichaam.

Parentaal: biologische beschikbaarheid van 100% direct in bloedbaan
denk aan sublinguale toediening en injectie

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Verdeling van medicatie in het lichaam

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Metabolisme

Actieve metabolieten blijven in lichaam
Niet-actieve metabolieten worden uitgescheiden

- Grapefruit bevat de stof furanocoumarines-> werking van enzym kan blokkeren

VB: enalapril + citrusvrucht= verhoogde concentratie van medicatie in het bloed of onvoldoende werking


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Eliminatie


Nieren geven aan 
hoeveel bloed de nieren filteren p/m op afvalstoffen
(klaring van bloed)

Slechte nierfunctie-> lage klaring van bloed. Denk aan ouderen: verminderde nierfunctie? dosering aantal geneesmiddelen aanpassen vanwege risico op cumulatie (!)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Toedieningswegen
- enteraal = 
via het maag-darmstelsel -> meestal algemene werking (systematisch)

- parenteraal 
= via injectie/infuus slijmvliezen, lichaamsholten, inhalatie

-lokaal = 
via de huid en alleen plaatselijk
 


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Toedieningswegen
- oraal 
-rectaal
- sublinguaal
- injectie (vb: subcutaan, intraveneus, intramusculair)
- inhalatie
- transdermaal
-vaginaal


Slide 16 - Slide

oraal = via de mond 

rectaal = via de anus

sublinguaal = onder de tong (hartproblemen, epilepsie)

transdermaal = via pleister (lokale toediening maar soms systemische werking denk maar aan nicotine pleister)

inhalatie = tracheaal via luchtpijp of nasaal via neus (astma) soms lokaal soms systematisch

vaginaal = via de vagina (anti schimmel)




Risico's medicijngebruik
  • Bijwerkingen
  • Cumulatie---->
  • Interactie
  • Verslaving
  • Gewenning/tolerantie

Slide 17 - Slide

Bijwerkingen:
Niet gewenste en schadelijke effecten van een geneesmiddel
waarvan de gebruikelijke dosering is gegeven

Cumulatie: Wanneer het middel te vaak
wordt gegeven is de vorige
dosis nog niet voldoende
uitgescheiden en stijgt de
plasmaconcentratie
vootdurend. Dan ontstaat
ophoping of cumulatie van
het geneesmiddel tot
toxische of zelfs lethale
dosis

interactie:
Een wisselwerking tussen medicijnen die tot verandering in de werking en bijwerkingen kunnen leiden

gewenning: Je lichaam went aan het medicijn en je hebt een steeds hogere dosis nodig om hetzelfde effect te ervaren.


Medicatieproces
  1. Voorschrijven medicatie door arts op recept (3 maanden geldig)
  2. Klaarmaken en afleveren medicatie door apotheek
  3. afspraken maken met de cliënt over verantwoording
  4. uitzetten van medicatie
  5. aanreiken van medicatie
  6. inname van medicatie door cliënt
  7. registreren en aftekenen van medicatie
  8. Signaleren en rapporteren van (bij)werkingen
  9. Evaluatie van de behandeling
  10. overdracht van medicatie bij verhuizing van de cliënt

Taken 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Bewaren van medicatie

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Altijd in originele verpakking
< Baxter 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Controleren van medicatie
Bijsluiter
Regel van 5

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Video

This item has no instructions

VTH
Iqualify: medicijnen en wetten (!)
Volgende week wordt hierop gecontroleerd.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Productevaluatie

Aan het einde van de les beschik je tot de basiskennis van medicatie en de kennis rondom medicatieveiligheid.

Doel behaald?
Procesevaluatie

Hoe heb je het programma van de les ervaren?

Hoe heb je het maken van de opdracht ervaren?

Hoe heb je het lesgeven door de docent ervaren?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Toedienen van oor-, oog- en neusdruppels 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Video

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

Slide 28 - Video

This item has no instructions

lessonup deel 2
inhalatoren

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Bijsluiter
  • Samenstelling
  • Indicatie: waar wordt het middel voor gegeven?
  • Werking
  • Dosering *
  • Bijwerkingen
  • Gebruik tijdens zwangerschap
  • Wijze van inname
  • Waarschuwingen 
  • Werkzame stof en hulp/vulstoffen
Alles moet benoemd worden op bijsluiter i.v.m.
overgevoeligheid
CBG

Slide 30 - Slide

waarschuwingen
Met welke geneesmiddelen gaat het middel
niet goed samen
• Niet innemen met melk, grapefruitsap…

• Wanneer kun je het beter niet innemen
(contra-indicatie)

hulpzame stoffen of vulstoffen
bijvoorbeeld zetmeel
dosering
Normdosering= standaarddosis/ gebruikelijk dosis bij volwassenen

Doseringsinterval= tijd die zit tussen inname van de verschillende doseringen van het geneesmiddel
–> Instellen tot een evenwichtssituatie “steady state”


Slide 31 - Slide

Bij pijnmedicatie bouw je met de juiste dosering een goede concentratie aan pijnstilling op. De zogeheten 'spiegel'.

Extra aandacht is nodig bij oudere zorgvrager omdat:

– vaak lever/nieren minder goed werken
– veel verschillende medicijnen worden gebruikt die elkaars
werking kunnen beinvloeden (interactie)
– veel ziekten naast elkaar, wat eventuele bijwerkingen soms
kan maskeren
– vaak orthostatische hypotensie bij bloeddrukverlagende
medicijnen (val risico!)
– soms therapie-ontrouw
(door vergeetachtigheid, slechtziendheid, problemen met
inname (o.a. inhalatie))

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Wat check je bij het geven van medicatie?

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Juiste tijd
Juiste persoon
Juiste medicijn
Juiste dosering
Juiste toedieningswijze

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Tips medicatieveiligheid
  • Voel je je bekwaam in voorbehouden en risicovolle handelingen?
  • Wees je bewust van de risico’s in het medicatieproces
  • Noteer afspraken over medicatie toedienen in het zorgplan
  • Als zorgmedewerker heb je een signalerende functie
  • Zorg voor een duidelijke toedienlijst en actueel medicatieoverzicht

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

  • Let op dat de medicijnen goed bewaard worden
  • Zorg ervoor dat je ongestoord kunt werken met medicatie
  • Dubbele controle van risicovolle medicijnen is voor de veiligheid van de cliënt
  • Meld altijd medicatiefouten

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Video

This item has no instructions

Wat is een contra-indicatie?
A
een reden om een medicijn te geven
B
een reden om het medicijn NIET te geven
C
verslaving
D
giftige hoeveelheid

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Een dragee is...
A
een zetpil
B
een tablet met een suikerlaagje
C
een soort injectie
D
een bruistablet

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Wat wordt verstaan onder cumulatie van medicijnen?
A
te veel medicijnen
B
ophoping van medicijnen
C
afhankelijkheid
D
steeds meer nodig voor dezelfde werking

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn bijwerkingen van medicijnen?
A
ophoping van medicijnen in het lichaam
B
de invloed van de medicijnen op elkaars werking
C
steeds meer nodig voor dezelfde werking
D
een ongewenste reactie bij een normaal gebruik

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

welke medicatiefouten worden er veel gemaakt?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Te laat gegeven
B
Verkeerde cliënt
C
Te hoge of lage doseringen
D
Verkeerde combinaties

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Wie heeft de bevoegdheid om medicatie uit te schrijven?
A
De arts
B
De verpleegkundige
C
De verzorgende
D
De apotheek

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Wat doe je als eerste als er een medicatiefout is gemaakt?
A
Melden bij leidinggevende
B
MIC invullen
C
Huisarts/arts raadplegen
D
Onderzoeken waarom het fout gegaan is

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

De reden waarom iemand een medicijn voorgeschreven krijgt noemen we een:
A
contra-indicatie
B
indicatie

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Voorbeeld van een symptoombestrijder is ......
A
Antibiotica
B
Hormonen
C
Pijnstiller
D
Maagmiddel

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Medicatie die oraal of rectaal wordt ingenomen noemen we een ....... toediening
A
Enterale
B
Parenterale

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Oraal betekent..
A
medicijnen via de anus
B
medicijnen via de huid
C
medicijnen via een injectie
D
medicijnen via de mond

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions