Het bijvoeglijk naamwoord _ 1MHV_ les 1 online jan 2021

1 MHV
¡Felíz año nuevo!
gelukkig nieuwjaar!


1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1 MHV
¡Felíz año nuevo!
gelukkig nieuwjaar!


Slide 1 - Slide

¿Qué necesitas?

  • je laptop + internetverbinding
  • je gele boekje
  • je woordenlijst thema 2 la familia
  • een pen 

Slide 2 - Slide

Martes, 5 de enero
leerdoelen deze les:

* je kunt woorden voor familie in het Spaans toepassen (herh)
* je kunt de regelmatige werkwoorden in het Spaans vervoegen (herh)
* je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is.
* je weet hoe je een bijvoeglijk naamwoord moet gebruiken in het Spaans
* je weet de plaats van het bijvoeglijk naamwoord in een Spaanse zin

Slide 3 - Slide

Pak je Gele boekje erbij
Open het op blz 8
Hier vind je het overzicht van de regelmatige werkwoorden op -ar, -er en -ir 

Slide 4 - Slide

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS

Slide 5 - Drag question

Wie is wat van Lisa Simpson?
abuelo
hermano
tío
padre
hermana
madre
tía
prima
abuela
abuelo
tía
abuela

Slide 6 - Drag question

Het bijvoeglijk naamwoord
  1. Wat is een  bijvoeglijk naamwoord?
  2. Waar staat het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
  3. Waar moet je op letten als je een bijv nw wil gebruiken

Slide 7 - Slide

1. Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
--> een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Een knappe man.
Un hombre guapo.

Slide 8 - Slide

el
la
los
las
.......  libro
... familia
... cuadernos
... ciudades (steden)
Koppel de lidwoorden met woordjes

Slide 9 - Drag question

2. Waar staat het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
1. Juan tiene los ojos marrones.
2. Maria es una chica guapa.
3. Mi padre tiene un coche nuevo.

--> het staat bijna altijd ACHTER het zelfstandig naamwoord!

Slide 10 - Slide

3. Waar moet je op letten als je het bijvoeglijk naamwoord gebruikt? 


--> het bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.
grupo 2: bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een andere letter dan -o (dus, -a/ -e of medeklinker) blijven hetzelfde voor mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden.
el chico amable                          el coche naranja
la chica amable                          la bicicleta naranja


Slide 11 - Slide

3. Waar moet je op letten als je het bijvoeglijk naamwoord gebruikt? 


--> het bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.

grupo 1. bijv. nw die eindigen op -o hebben een vrouwelijke variant op - a.
Bijvoorbeeld:                el chico guapo
                                            la chica guapa

Slide 12 - Slide

3. Waar moet je op letten als je het bijvoeglijk naamwoord gebruikt? 


Als het zelfstandig naamwoord in het meervoud staat, wordt het bijvoeglijk naamwoord ook in het meervoud gezet!

el chico guapo - los chicos guapos
la fiesta ilegal - las fiestas ilegales.

Slide 13 - Slide

Even oefenen...

Klaar? 

  • Maak opdracht 1 en 2 op blz 19 van je Gele boekje. Lees blz 18 nog een keer goed door.
  • Maak ook blz 7 opdr. 1, 2 en 3 (gebruik hierbij de woordenlijst)

Slide 14 - Slide

extra uitleg?
Bekijk de volgende video over het bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

El adjetivo

Describe esta persona -->


Es un chico (klein)__________

Tiene los ojos (blauw)______

Es (aardig)_________



Slide 17 - Slide

Het bijvoegelijk naamwoord (El adjetivo)
  1. La mochila  (rojo) ______ es de María
  2. El cuaderno ( viejo) ______  está en tu mochila
  3. La clase de español es muy (aburrido)______ 
  4. Sus abuelos son muy (simpático)_____________
  5. Las estaciones de trenes en París son muy (grande)_________
  6. Los padres de Rosa son (amable) __________

Slide 18 - Slide

La ropa
Página 78, Ejercicio 1
Escucha y escribe las letras
de la ropa mencionada. 
(1 - 6)
  • ¿Qué llevas?
  • Normalmente, llevo...
¡Escúchame!

Slide 19 - Slide


¿De qué cosa/ropa hablan las chicas?
A
una camiseta lila
B
unas gafas verdes
C
un anorak rojo
D
un bolso marrón

Slide 20 - Quiz

Practicar con el vocabulario de la ropa
En la próxima página hay un enlace (link).  
Vas a practicar el vocabulario en un sitioweb. Mucha suerte.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Link