B5: Uithoudingsvermogen

• Science
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

B5: Uithoudingsvermogen

TOETS

• Datum: Woensdag 22 januari 
• Tijd: 10.00 - 10.50 uur
• Leren Module 3: B2, B3, B4 (t/m blz. 31) en B5 + opdrachten + aantekeningen 

Deze les:

• Reactieschema voor verbranding opstellen.
• In een afbeelding van het menselijk lichaam de onderdelen van het ademhalingsstelsel benoemen.
• Uitleggen hoe de gaswisseling in de longblaasjes plaatsvindt.
• In een grafiek het longvolume aflezen.

10 min Stil lezen

Lezen B5

Klaar?

Maken opdracht 66, 67, 69, 70, 71 en 72

verbranding in je lichaam

Zuurstof is een bepalende factor voor het leven van organismen op aarde. 

Alle cellen in ons lichaam zijn in staat om brandstofmoleculen (koolhydraten,
vetten en eiwitten) te verbranden met behulp van zuurstof. 

Dit is geen directe verbranding met vuur, het verloopt via heel veel stappen. Hierbij komt koolstofdioxide (CO2) en energie (grotendeels in de vorm van warmte) vrij. 

De energie wordt gebruikt voor verschillende lichaamsfuncties: 

• spieractiviteit
• hersenactiviteit
• onderhoud,   enz. 

Hoe komen wij dan aan zuurstof?

Deze les:

• Reactieschema voor verbranding opstellen.
• In een afbeelding van het menselijk lichaam de onderdelen van het ademhalingsstelsel benoemen.
• Uitleggen hoe de gaswisseling in de longblaasjes plaatsvindt.
• In een grafiek het longvolume aflezen.

Waar halen we onze zuurstof vandaan?

Deze les:

• Reactieschema voor verbranding opstellen.
• In een afbeelding van het menselijk lichaam de onderdelen van het ademhalingsstelsel benoemen.
• Uitleggen hoe de gaswisseling in de longblaasjes plaatsvindt.
• In een grafiek het longvolume aflezen.

Vitale Capaciteit

Vitale capaciteit van een volwassene is gem. 5 L

Bij een duursporter kan de vitale capaciteit wel 8 L zijn!

Huiswerk

1F Maandag 13 januari 3de uur

1G Maandag 13 januari 2de uur

Leren B5

Maken opdracht 66, 67, 69, 70, 71 en 72

Hoe verloopt de verbranding van glucose?

1. glucose + koolstofdioxide -> energie + zuurstof + water
2. glucose + zuurstof -> energie + koolstofdioxide + water
3. water + koolstofdioxide + energie -> zuurstof + glucose
4. glucose + koolstofdioxide + energie -> zuurstof + water

Welk orgaanstelsel wordt
hier weergegeven?

1. Beenderstelsel
2. Bloedvatenstelsel
3. Ademhalingsstelsel
4. Verteringsstelsel

De weg van de neusademhaling in de juiste volgorde is?

1. neus, bronchie, luchtpijp, longblaasjes
2. neus, bronchie, longblaasjes, luchtpijp
3. neus, luchtpijp, bronchie, longblaasjes
4. neus, luchtpijp, longblaasjes, bronchie

Letter G =

1. Longblaasje
2. Luchtpijp
3. Luchtpijptakje
4. Strottenhoofd

Waarom gaat de gaswisseling in de longen snel?

1. Groot oppervlak van de longblaasjes
2. Dunne wand van de longblaasjes
3. Groot oppervlak en dunne wand van de longblaasjes
4. Dunne wand longblaasjes en snel in en uit ademen

Waarin vertakt de luchtpijp

1. Bronchiën
2. Longblaasjes
3. Keelholte
4. Strottenhoofd

Waar vindt gaswisseling plaats?

1. Longblaasjes
2. Longen
3. Bronchiën
4. Mondholte

Je luchtpijp bestaat uit...

1. Kraakbeenringen
2. Bronchiën
3. Longblaasjes

In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats.
Welke zin beschrijft
wat er gebeurt bij deze gaswisseling?

1. Zuurstof gaat vanuit het bloed in de longblaasjes.
2. Koolstofdioxide gaat vanuit de longblaasjes in het bloed.
3. Zuurstof gaat vanuit de longblaasjes in het bloed.
4. Koolstofdioxide gaat vanuit het bloed in de longblaasjes.

In welk onderdeel kan zuurstof in het bloed komen?

1. Longen
2. Luchtpijp
3. Bronchiën
4. Longblaasjes

vormen een netwerk van kleine bloedvaatjes om de longblaasjes

1. aders
2. slagaders
3. haarvaten
4. aorta

Zuurstof gaat vanuit het bloed in de longblaasjes.

1. juist
2. onjuist

De wanden van de longblaasjes en haarvaten zijn dik

1. waar
2. niet waar

Koolstofdioxide gaat vanuit het bloed naar de lucht in de longblaasjes.

1. juist
2. onjuist

Deze vertakkingen van de longen heten...

1. Longkwabben
2. Longblaasjes
3. Luchtpijpjes
4. Strottenhoofd

Uitgeademde lucht bevat ..... zuurstof dan de lucht in de longblaasjes.

1. evenveel
2. meer
3. minder

Hoe komt het dat in de longblaasjes een makkelijke gaswisseling plaats vind?

1. door de dunne wand
2. doordat je hart bloed maar je longen pompt
3. doordat het kleine blaasjes zijn
4. doordat de longblaasjes totaal een grote oppervlakte hebben

Bloed dat naar de longblaasjes toestroomt is:

1. Zuurstofarm en koolstofdioxide rijk
2. Zuurstofrijk en koolstofdioxide arm
3. Zuurstofarm en koolstofdioxide arm
4. Zuurstofrijk en koolstofdioxide rijk

Welke stof in sigaretten rook zorgt ervoor dat zuurstof niet uitgewisseld kan worden in de longblaasjes

1. Koolstofdioxide
2. Koolstofmono-oxide
3. Nicotine
4. Zuurstof

Waar is de wand verstevigd met hoefijzervormig kraakbeen.

1. in de kleine luchtwegen
2. in de longblaasjes
3. in de gehele luchtpijp en de bronchien

Welke tussenribspieren trekken samen om het volume van de longblaasjes sterk te verkleinen.

1. Alleen de binnenste tussenribspieren
2. Alleen de buitenste tussenribspieren
3. Of zowel de binnen- als de buitenribspieren.

Waar blijft het teer wat in sigaretten zit?

1. In de luchtpijp
2. Dat blaas je uit
3. Het blijft achter in de longblaasjes
4. Het valt samen met het as van de sigaret

Hoe groot is de vitale capaciteit van een gemiddelde volwassen persoon ongeveer?

1. 1 liter
2. 3 liter
3. 5 liter
4. 6,5 liter

1: De vitale capaciteit is de hoeveelheid lucht
die (1) per ademhaling kan worden in – of uitgeademd

2. Je vitale capaciteit is (2) dan je longvolume

1. 1: maximaal 2: groter
2. 1: minimaal 2: groter
3. 1: maximaal 2: kleiner
4. 1: minimaal 2: kleiner

https: