What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Revision ch 6
Revision chapter 6
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
Engels
Voortgezet speciaal onderwijs
Middelbare school
Leerjaar 1
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
40 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Revision chapter 6
Slide 1 - Slide
Content
vocabulary
comparatives & superlatives
Past simple
Slide 2 - Slide
Vocabulary spin
Slide 3 - Slide
Bodyparts
Character traits
ankle
talented
lungs
patient
strong
Thumb
Toe
proud
ambitious
heart
brave
shoulder
honest
stomach
Slide 4 - Drag question
Comparatives & superlatives
Comparatives = vergrotende trap
superlatives = overtreffende trap
Basic rule:
short words --> +er +est
long words --> more/most + adjective
Slide 5 - Slide
Short words
woorden van 1 lettergereep
vergrotende trap +er
overtreffende trap +est
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Spelling
Let op bij:
woorden die eindigen op een -e
nice - nicer - nicest
Woorden die eindigen op -y
Easy - easier -easiest
Slide 8 - Slide
Spelling
Korte klinker voor de laatste letter --> laatste letter verdubbelt!
Slide 9 - Slide
Long words
3 of meer lettergrepen
het woord verandert niet
zet more of most vóór het woord
Slide 10 - Slide
Memorize
Good - better - best
bad - worse - the worst
Slide 11 - Slide
Wat is de trap van vergelijking van het woord rich. Noteer alle drie, gebruik geen hoofdletters
Slide 12 - Open question
Which one is correct?
A
dangerous - more dangerous - the most dangerous
B
dangerous - dangerouser - the dangerousest
Slide 13 - Quiz
busy -busier - busiest
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quiz
difficult - more difficulter - most difficultest
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quiz
Wat is de trap van vergelijking van het woord pretty? Noteer alle 3, gebruik geen hoofdletters
Slide 16 - Open question
loud - loudder - louddest
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quiz
Past simple
De verleden tijd
Slide 18 - Slide
2 verbs
Je hoeft alleen de verleden tijd te kennen van 2 werkwoorden:
to be
to had
De rest krijg je pas in de tweede!
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
To have
I had
you had
he/she/it had
we had
you had
they had
Slide 21 - Slide
Negative
Achter had mag je niet het woordje not zetten. Je gebruikt het hulpwerkwoord didn't + hele w.w
didn't have
Slide 22 - Slide
Danny didn't was at school yesterday.
A
juist
B
onjuist
Slide 23 - Quiz
My parents were on holiday last week.
A
juist
B
onjuist
Slide 24 - Quiz
Hoe zeg je in het Engels:
Jij was gisteren niet hier.
Slide 25 - Open question
He hadn't got any pets when he was little.
A
juist
B
onjuist
Slide 26 - Quiz
Daisy and Angie had a lot of homework last week.
A
juist
B
onjuist
Slide 27 - Quiz
Homework Thursday:
Cambridge blz 175 -178 ex 1 t/m 3
Slide 28 - Slide
More lessons like this
Grammar Chapter 6, klas 1
June 2023
- Lesson with
49 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Comparatives & Superlatives
November 2021
- Lesson with
14 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1,2
Comparatives & Superlatives
October 2024
- Lesson with
14 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1,2
Zelfstandige les Degrees of comparison
March 2024
- Lesson with
15 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
January 11
January 2021
- Lesson with
17 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
H1A revision Unit 5
March 2021
- Lesson with
12 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
V Les 3.9
May 2022
- Lesson with
12 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Degrees of comparison
September 2022
- Lesson with
21 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2-4