HV2 - 27 november 2019 - Spellingsregels

Stillezen
timer
10:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Stillezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

regels uit ‘Het wederzijdse’
Inge Lievaart

Waar er maar één begint
te delen en te dienen
daar groeit het wederzijdse

Slide 2 - Slide

Planning

H1 Spelling:
Spellingregels



Huiswerk:
Opdracht 7, 8 en 9
Leerdoelen van vandaag

- Ik kan de belangrijkste spellingregels toepassen.
- Ik weet hoe ik werkwoorden moet schrijven.

Slide 3 - Slide

timer
5:00

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Leefde of leefte?
doe de verlengproef, dan hoor je het
                dalen > daalden
Gebruik ‘t sexy fokschaap / ‘t ex kofschip
hele werkwoord – en --> zit de laatste letter wel in het kofschip? -->
dan een –t,
zit de laatste letter niet in het kofschip? --> dan een –d.
                slenteren > slenterden
                leven > leefden
                maken > maakten

Slide 10 - Slide

Maak een begin aan 
opdracht 8 (blz 35)
Voorbeeld als hulpmimddel:
1. De meeste mensen beantwoorden deze vraag niet goed.                                                            Tegenwoordige tijd
                                       STAM + EN = beantwoorden
2. De meeste mensen beantwoordden deze vraag niet goed.                                                               Verleden tijd
                                   STAM + DEN = beantwoordden

timer
5:00

Slide 11 - Slide

Voltooid deelwoord
Vaak ziet het er zo uit:                                                            (Gebruik verlengproef!)
Ge- + ik-vorm + -d of -t
Plakken > ge-plak-...
Boffen > ge-bof-...
Rennen > ge-ren-...

Een voltooid deelwoord begint ook
vaak met be-, ge-, ver-, ont-, of her-. 
betaald, gegroeid, verteld, ontdekt, herinnerd

Slide 12 - Slide

Onvoltooid deelwoord
hele werkwoord + d(e)

(denk ‘al’ voor het werkwoord/ actie duurt voort)

1. Fietsend ging hij naar huis.
2. Huilend snijd ik de uien
.
3. Fluitend liep hij verder
.

Slide 13 - Slide

Leerdoelen van vandaag
 + huiswerk

- Ik kan de belangrijkste spellingregels toepassen.
- Ik weet hoe ik werkwoorden moet schrijven.

Huiswerk:
Opdracht 7, 8 en 9

Slide 14 - Slide