This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
1 (1) Er worden geen hoofdletters gebruikt. (2) De zinnen zijn heel kort. (3) Sommige zinnen zijn in twee stukje geknipt, bijvoorbeeld: ‘het is nog vroeg. en heel stil.’
2 Het (O) is (P) nog vroeg (A).
het (O) is (P) vandaag (A) nieuwjaar.
(maar) bas (O) loopt (P) al (A) op straat.
bas (O) zoekt (P) vuurwerk (A).
bas (O) loopt (P) langzaam (A) door.
hij (O) tuurt (P) naar de grond (A).
3 zou het al opgeruimd zijn?
4 en heel stil.
vuurwerk dat niet af ging.
5 het is nog vroeg. en heel stil.
het is vandaag nieuwjaar. maar bas loopt al op straat.
bas zoekt vuurwerk. (vuurwerk) dat niet af ging.
Het is nog vroeg en heel stil. Het is vandaag Nieuwjaar, maar Bas loopt al op straat.
Wat doet hij daar?
Hij zoekt vuurwerk dat niet afging en brengt dat naar de brandweer. Zo stond het in de krant. Bas loopt langzaam door en tuurt naar de grond, maar er ligt bijna geen vuurwerk meer. Zou het al opgeruimd zijn?
1 Voor de duinen bij Katwijk
verkeerde een schip in nood. In de zware storm waren de masten geknapt en de zeilen aan de ra’s in repen gescheurd. Daardoor dreef het schip stuurloos naar de kust.
2 De meeste Katwijkers, die op het strand te hoop waren gelopen, luisterden zwijgend naar de wanhoopskreten van het scheepsvolk. Een paar vissers echter aarzelden niet langer en sleepten de
reddingsboot het duin af.
3 Bijna hadden ze de kolkende branding bereikt, toen de burgemeester in galop kwam aanrijden. Die riep dat ze de schuit moesten laten verzuipen, omdat de pest aan boord was.
4 Een tijdlang stonden de mannen als verlamd. Toen wakkerde de storm aan tot een orkaan. De huizenhoge golven wierpen het schip op een zandbank, waardoor het uit elkaar sloeg. De Katwijkers
zagen het schip voor hun ogen met man en muis vergaan.
5 Sindsdien horen de Katwijkers op de plaats waar hun voorouders uit vrees voor de pest de bemanning lieten verdrinken, bij nacht en ontij kreten van mensen in doodsnood. Wie dan de zee in tuurt, ziet donkere gedaanten tevergeefs worstelen met de golven.
Opdracht 4
1 Ik heb … vampiers zijn.
Edward vond … op mij.
2.Mijn naam … Bella Swan.
Ik ben … een jongen.
Hij heet Edward Cullen.
Hij is een vampier.
Edward heeft … ‘the cold ones’.
Ik heb … ontdekking verteld.
3 Bijvoorbeeld:
Mijn naam is Bella Swan en ik ben waanzinnig verliefd
op een jongen die Edward Cullen heet. Een tijdje terug ben ik achter zijn geheim gekomen: hij is een vampier.
Ik heb dit allemaal ontdekt toen ik een boek las over vampiers.
Een andere vriend van mij vertelde me namelijk een legende over de familie Cullen, waaruit bleek dat de Cullens
vampiers zijn. Inderdaad heeft Edward alle kenmerken van ‘the cold ones’. Ik heb hem over mijn ontdekking verteld. Edward vond dat ik bang voor hem moest zijn. Hij is immers een vampier, die bloed drinkt. Maar ik kán helemaal niet bang voor hem zijn, want ik hou van hem. Daarom is hij nu kwaad op mij.
Of: Maar moet ik daarom bang voor hem zijn? Ik hou toch van hem? Toch is hij nu kwaad op mij.
Lieve Mona, ik ben verliefd op een vampier. Is dat erg? En hoe kan ik het weer goedmaken met Edward? Please, geef me je advies.