H1, grammatica , 20-09-19

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
8.35 - 8.45 Lezen in leesboek
8.45 - 8.55 Opdracht 11, 12 en 13 bespreken
8.55 - 9.05 Uitleg zinsdelen
9.05 - 9.20 Zelfstandig werken
9.20 - 9.25 Pauze
9.25 - 9.35 Raadgedicht
9.35 - 9.45 Opdracht 15 en 16 nakijken
9.45 - 10.00 Verhaal maken 
10.00 - 10.10 Lezen in leesboek




Slide 2 - Slide

Tien minuten lezen, in stilte.

Slide 3 - Slide

Opdrachten nakijken
Opdracht 11, 12 en 13 blz. 22

  • Kijk na met een andere kleur pen
  • Zet een krul als je het antwoord goed hebt
  • Verbeter je antwoord als je het fout hebt
  • Steek je vinger op als je een vraag hebt over jouw antwoord

Slide 4 - Slide

Uitleg zinsopbouw
We hebben geleerd dat een basiszin bestaat uit twee delen:
- een deel dat zegt wat de handeling is (=wwg)
- een deel dat zegt wie de handeling uitvoert (=ow)

Bijvoorbeeld:
De tuinman hakt om. 

Deze zin is nog niet compleet. Je moet namelijk niet alleen vragen wie hakt om? Maar ook wat hakt de persoon om? 
Het wordt dan: De tuinman hakt de boom om. 

Slide 5 - Slide

Uitleg zinsopbouw
Bij sommige werkwoorden moet je maar één basisvraag stellen. Bijvoorbeeld:
De hond slaapt.

Je kan niet vragen: Wat slaapt de hond? Je hoeft bij dit werkwoord maar één basisvraag te stellen. Wie slaapt? 

Bij sommige werkwoorden moet je de wie vraag stellen, maar kun je ook de wat vraag stellen.
Bijvoorbeeld:
Lisa zingt. Wat zingt Lisa? Lisa zingt een lied.
Klaas tekent. Wat tekent Klaas? Klaas tekent een hond. 

Slide 6 - Slide

Samengevat
1. Een werkwoord waar je alleen een wie vraag bij moet stellen (Hij slaapt)
2. Een werkwoord waar je een wie & een wat vraag bij moet stellen. (De tuinman hakt de boom om)
3. Een werkwoord waar je een wie vraag bij moet stellen, maar ook een wat vraag bij kunt stellen. (Linda zingt, Linda zingt een lied) 

Noteer van deze werkwoorden de juiste soort. (maak een keuze uit 1, 2 of 3)
Wassen, zwemmen, opbellen, fietsen, wegsturen. 

Slide 7 - Slide

Zelfstandig werken
Wat? Maken opdracht 15, 16 en 17 blz. 69 en 70
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier tot het einde van de les de tijd voor
Hulp? Vraag je buurman/buurvrouw. Steek anders je hand omhoog, dan kom ik bij je.
Klaar? Maak opdracht 14, 18 en 19 of ga lezen in je leesboek. 

timer
9:00

Slide 8 - Slide

Pauze

Slide 9 - Slide

Raadgedicht

Raadgedicht
https://raadgedicht.nl/strafschopspecialist/


Slide 10 - Slide

Wat weet je nog?
Waar hebben we het de vorige les over gehad?

Slide 11 - Slide

Opdrachten bespreken
Wat? Opdracht 15 en 16 blz. 69 en 70

- Je kijkt met een andere kleur pen na
- Verbeter je antwoord als deze fout is
- Zet een krul als je het antwoord goed hebt

Slide 12 - Slide

Verhaal maken

Ik heb acht vrijwilligers nodig die voor het bord willen komen, deze leerlingen moeten in een rijtje staan. We gaan vandaag weer een verhaal maken. Deze keer gaan jullie niet omstebeurt een woord zeggen, maar word je aangewezen. Het kan zijn dat je dan een langer deel van een verhaal moet vertellen, wellicht een paar zinnen of slechts een woord.

De klas bepaalt of je af bent. Je bent af als je ehhhhh, het woord ervoor herhaalt of natuurlijk als je vloekt of scheldt in het verhaal. De klas moet dus goed opletten of dit niet gebeurt. 

Daarnaast bepaalt de klas het onderwerp van het verhaal. Het verhaal moet hier dus ook een beetje over blijven gaan (enkele uitwijkingen zijn in principe prima). 

Slide 13 - Slide

Tien minuten lezen, in stilte.

Slide 14 - Slide