Lesson 29 deel 2

Vak: Engels
Hoofdstuk: Lesson 29
1. 
Lesopening
2. 
Terugblik
3. 
Lesdoel
4. 
Instructie
5. 
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7. 
Evaluatie
1 / 42
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vak: Engels
Hoofdstuk: Lesson 29
1. 
Lesopening
2. 
Terugblik
3. 
Lesdoel
4. 
Instructie
5. 
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7. 
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek van Engels en open deze op bladzijde 110.
Pak ook je werkboek, maar laat deze nog even dicht. 



Slide 2 - Slide

2. Terugblik
De verleden tijd van to be:

Ik was            I was                                    Wij waren       We were
Jij was           You were                           Jullie waren   You were
Hij was          He was                               Zij waren         They were
Zij was          She was
Het was       It was

Slide 3 - Slide

3. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- weet je hoe je zelfstandige naamwoorden in het meervoud kunnen zetten.




Slide 4 - Slide

meestal -S




dog - dogs
house - houses

Slide 5 - Slide

-Y -> -IES



baby - babies
hobby - hobbies
city- cities

Slide 6 - Slide

}
-S
-AY
-EY
-UY
-OY
  • days
  • keys
  • guys
  • boys

Slide 7 - Slide

S-klank -> -ES




speech - speeches
bus - buses

Slide 8 - Slide

- O -> -ES




potato - potatoes
tomato - tomatoes

Slide 9 - Slide

-FE -> -VES



knife - knives
wife - wives
scarf - scarves

Slide 10 - Slide

class
A
classes
B
classies

Slide 11 - Quiz

flower
A
flowers
B
floweres

Slide 12 - Quiz

hobby
A
hobbys
B
hobbies

Slide 13 - Quiz

scarf
A
scarves
B
scarfes

Slide 14 - Quiz

key
A
keis
B
keys

Slide 15 - Quiz

toy
A
toys
B
toyes

Slide 16 - Quiz

monkey
A
monkies
B
monkeys

Slide 17 - Quiz

coach
A
coaches
B
coachs

Slide 18 - Quiz

leaf
A
leafes
B
leaves

Slide 19 - Quiz

kiss
A
kisses
B
kissies

Slide 20 - Quiz

eye
A
eys
B
eyes

Slide 21 - Quiz

puppy
A
puppees
B
puppies

Slide 22 - Quiz

BOAT
A
boates
B
boats

Slide 23 - Quiz

window
A
windowes
B
windows

Slide 24 - Quiz

pony
A
ponies
B
ponys

Slide 25 - Quiz

wolf
A
wolves
B
wolfes

Slide 26 - Quiz

lunch
A
lunchs
B
lunches

Slide 27 - Quiz

Als je iets hebt
I have got
you have got
he, she, it HAS got

we have got
you have got
they have got

Slide 28 - Slide

Wat is juist?
A
I have got an owl.
B
I has got an owl.

Slide 29 - Quiz

Wat is juist?
A
We have got lunch.
B
We has got lunch.

Slide 30 - Quiz

Wat is juist?
A
The doctor have got a lot of patients.
B
The doctor has got a lot of patients.

Slide 31 - Quiz

Wat is juist?
A
We have got 7 lessons a day.
B
We has got 7 lessons a day.

Slide 32 - Quiz

Wat is juist?
A
Mr Biden have got a white house.
B
Mr Biden has got a white house.

Slide 33 - Quiz

Wat is juist?
A
They have got 5 dogs.
B
They has got 5 dogs.

Slide 34 - Quiz

Wat is juist?
A
You have got a bike.
B
You has got a bike.

Slide 35 - Quiz

Wat is juist?
A
It have got wheels.
B
It has got wheels.

Slide 36 - Quiz

Wat is juist?
A
Harry Potter have got an owl.
B
Harry Potter has got an owl.

Slide 37 - Quiz

Wat is juist?
A
We have got music lesson.
B
We has got music lesson.

Slide 38 - Quiz

Wat is juist?
A
He have got 2 cats.
B
He has got two cats.

Slide 39 - Quiz

Wat is juist?
A
You have got a book.
B
I has got a book.

Slide 40 - Quiz

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht 7 en 11 op blz 87 en blz 91.


Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na. 
Degene die thuis zitten, maken een foto.
Daarna maak je de woordzoeker van lesson 29. 
timer
12:00

Slide 41 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Begrijp je de grammatica?
Wat ging goed? Wat ging minder goed?

Huiswerk:
Groep A:   Donderdag 20 mei             Groep B: Vrijdag 21 mei
Lesson 29 opdracht 7 en 11                Lesson 29 opdracht 7 en 11

Slide 42 - Slide