Quiz assenstelsel

Goedemorgen klas 1B1

3.3. Assenstelsel ( bladzijde 130)




1 / 20
next
Slide 1: Slide
wiskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Goedemorgen klas 1B1

3.3. Assenstelsel ( bladzijde 130)




Slide 1 - Slide

Regels
  • Je luistert naar elkaar
  • Je blijft van elkaar af
  • Je hebt je spullen bij je ( Boek, gum, potlood en pen en geodriehoek)
  • Je bent actief met de lesstof bezig.

Slide 2 - Slide

Assenstelsel 
- horizontale as
- verticale as
- getallen bij de assen
- beginpunt assen oorsprong
- letter O bij oorsprong 
- dit noemen we assenstelsel 

Slide 3 - Slide

Assenstelsel 

Vanuit O
- eerst naar rechts
- daarna omhoog

Punt A ligt op
(3, 2)

Slide 4 - Slide

Rooster
Jos is in (3,  4).
Om daar te komen ga je vanuit O:
- 3 stappen naar rechts
- 4 stappen omhoog

Jos is dus bij de ruïne.

Slide 5 - Slide

Wat gaan we doen ?
  • Samen lezen Theorie C bladzijde 130
  • Samen opgave blz 131 ( voorbeeld  assenstelsel)
  • Testopgave 131 
timer
2:00

Slide 6 - Slide

Aan de slag
  • Wat ? Maak opgaven 25 t/m 30
  • Hoe ? in stilte
  • Tijd ? 10 minuten
  • Klaar ? Ga verder met opgaven 29 t/m 40 
  • Uitkomst ? bespreken
timer
10:00

Slide 7 - Slide

Verder aan de slag
  • Wat ?  Maak opgaven 29 t/m 40
  • Hoe ? Samen met je buurman/ buurvrouw.
  • Hulp ? Ik loop langs voor hulp.
  • Tijd ? 20 minuten
timer
20:00

Slide 8 - Slide

Bladzijde 41
  • Speel het spel Vier=prijs

Slide 9 - Slide

Een assenstelsel bestaat uit een horizontale en een verticale as
A
waar
B
niet waar
C
soms waar
D
oeps, vergeten

Slide 10 - Quiz

Deze lijn is:

A
horizontaal
B
verticaal

Slide 11 - Quiz

De 0 staat voor oorsprong, oftewel het beginpunt of nulpunt
A
niet waar
B
waar
C
soms waar
D
oeps, óók vergeten...

Slide 12 - Quiz

De coördinaten van punt A
schrijf je zo:
A
A (1 , 3)
B
(A= 1 , 3)
C
(1 , 3)
D
Mag alledrie

Slide 13 - Quiz

Welke notatie van punt B klopt?
A
B (5: 3,5)
B
B (5 - 3,5)
C
B (5 , 3,5)
D
(5 ; 3,5)

Slide 14 - Quiz

(5 , 3) betekent:
A
5 omhoog en 3 naar rechts
B
5 omlaag en 3 naar rechts
C
5 naar rechts en 3 omhoog
D
5 naar rechts en 3 omlaag

Slide 15 - Quiz

A (3 , 5)

De 3 is de
A
horizontale coördinaat
B
verticale coördinaat
C
rechter coördinaat
D
linker coördinaat

Slide 16 - Quiz

De verticale coördinaat
A
is van links naar rechts
B
is altijd de 2e coördinaat
C
is van onder naar boven
D
B en C zijn waar

Slide 17 - Quiz

B (4 , 5)

Punt B is ...
A
een roosterpunt
B
geen roosterpunt

Slide 18 - Quiz

B (4,5 ; 5)

Punt B is ...
A
een roosterpunt
B
geen roosterpunt

Slide 19 - Quiz

Deze lijn is:

A
horizontaal
B
verticaal

Slide 20 - Quiz