H4E - les 3; 3/2 overtuigen

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom H4E
Boeken, laptop/schrijfmateriaal op tafel.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Wat gaan we doen in deze periode?

Slide 4 - Slide

Wat gaan we doen in deze periode?
Wat gaan we doen in deze periode?
Communicatie
    Argumenteren
Fictie
    Trouble speech
NUMO

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Welk standpunt draagt deze poster uit en wat is het belangrijkste argument?

Slide 7 - Open question

Aan het werk
Pak je boek
KERN blz 102
Materiaal om aantekeningen te maken

Slide 8 - Slide

Standpunt en argument
Standpunt want argument

Slide 9 - Slide

Standpunt en argument
Ik vind standpunt want argument

Slide 10 - Slide

Standpunt en argument
In een tekst vaak zonder de signaalwoorden:

Je moet stoppen met roken, het is slecht voor je

Slide 11 - Slide

Standpunt en argument
Let op:

argument is niet hetzelfde als argumentatie

Slide 12 - Slide

Tegenargument en weerlegging

Slide 13 - Slide

Tegenargument en weerlegging
Tegenargument
Laat zien dat stelling onjuist is.

Weerlegging 
Laat zien dat argument onjuist is.

Slide 14 - Slide

Je moet stoppen met roken, het is slecht voor je

Slide 15 - Slide

Je moet stoppen met roken, het is slecht voor je
Tegenargument
Ik moet helemaal niet stoppen met roken, dan verdient de tabaksindustrie geen geld meer

Weerlegging 
Roken is helemaal niet ongezond, ik heb minder stress als ik rook

Slide 16 - Slide

Feitelijk of waarderend
Feitelijk
Controleerbaar, dus meetbaar, weegbaar of telbaar

Waarderend
Niert vast te stellen of het waar is, is een oordeel

Slide 17 - Slide

Feitelijk of waarderend
Voorbeelden, eerst van feitelijke of waarderende uitspraken. Niet als argument.

Slide 18 - Slide

Bij een lekker gegrilde vissoort, hoort een droge, witte wijn.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 19 - Quiz

De Wolga is de langste rivier van Europa.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 20 - Quiz

Feitelijk of waarderend
Nu twee voorbeelden van feitelijke of waarderende argumenten.
Stel eerst vast wat de stelling is en wat het argument is.

Slide 21 - Slide

Ik kan maar beter geen roomijsje nemen, ik heb een koemelkallergie.
A
Dit is een feitelijk argument.
B
Dit is een waarderend argument.

Slide 22 - Quiz

Het is echt geweldig om lekker door de modder te gaan, dus je moet echt meedoen aan die mudrun!
A
Dit is een feitelijk argument.
B
Dit is een waarderend argument.

Slide 23 - Quiz

Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen. Hij is immers veruit de beste in de debatten.

A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 24 - Quiz

Oplossen of beslechten
Oplossen
Tegenstanders bereiken een akkoord, vaak een compromis

Beslechten
Een instantie (iemand) besluit wat waar is.

Slide 25 - Slide

Herlees nu 
Lerend
Studerend
Werkend

Slide 26 - Slide

Volgende les:
Opdrachtboek mee.

Slide 27 - Slide