Les 4, herhalen D + E regarder 2HV (23-09)

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Pak je werkboek, aantekeningenschrift en etui.

Ga lezen in je Nederlands boek of steek je vinger op voor een woordzoeker.

Aujourd'hui, c'est lundi

H2B,A2A

Le programme:

- Herhalen grammaire D passé composé + onregelmatige ww.

- Phrases-clés C gesprekje voeren

- Leren voor SO

Les buts (leerdoelen):

- Aan het einde van de les heb je grammaire D herhaald

- Aan het einde van de les kun je een gesprek voeren over vakantie

Est-ce que tout le monde est présent?

- Zijn we compleet? Wie missen we?

Huiswerk bespreken:

Ouvre le livre à la page 32

Pak een rode of groene pen, zodat je de opdrachten kunt nakijken.

Les devoirs = ex. 16BCDE, 17ABC

Grammaire D herhalen

Koppel je laptop met de LessonUp

Je mag je aantekening erbij houden.

Maak de passé composé:
Lisa (visiter) .......... ........... le musée

Maak de passé composé:
On (donner) .......... ........... un cadeau

Maak de passé composé:
Les amies (parler) .......... ........... toujours

Maak de passé composé:
Vous (faire) .......... ........... une pizza?

Maak de passé composé:
Tu (être) .......... ........... en France

Maak de passé composé:
Sophie (avoir) .......... ........... une voiture.

Maak de passé composé:
Nous (faire) .......... ........... un rendez-vous

Questions?

Phrases-clés C

Qu'est-ce qu'on va faire?

• Luister naar het fragment en onderstreep de letters die je niet hoort
• Luister naar het fragment en herhaal de Franse zin klassikaal
• Exercice 13C -> vervang de schuingedrukte woorden

Tijdens het Frans spreken luisteren we naar elkaar en lachen we elkaar nooit uit!

Au travail:

Quoi? Je gaat leren voor het SO.

Comment? Dit doe je zelfstandig in stilte. Als je het fijn vindt, dan kun je muziek luisteren tijdens het leren.

Leren: vocabulaire A+B / phrases-clés C / grammaire D

Oefenopdracht phrases-clés C

1) Je wilt weten hoe het met de ander gaat.

2) Je wilt weten of hij/zij een leuke vakantie heeft gehad.

3) Je wilt weten of het mooi weer was.

4) Zeg dat het koud was. 

Oefenopdracht grammaire D

1)

Oefenopdracht phrases-clés C

1) Je wilt weten hoe het met de ander gaat.

Comment vas-tu?

2) Je wilt weten of hij/zij een leuke vakantie heeft gehad.

Tu as passé de bonnes vacances?

3) Je wilt weten of het mooi weer was.

Il a fait beau?

4) Zeg dat het koud was. 

Il a fait froid.

Les devoirs (huiswerk):

- Apprendre: leren voor het SO van woensdag