2023_12_07 1.6 Eng

Vorige les
1.5 Voltooid deelwoord
Deze les 1.6 Engelse ww en toets
Log in via lessonup.app
sterk
eten - at - gegeten; 
kopen - kocht - gekocht.
zwak
stoppen - stopte - gestopt; 
steunen - steunde - gesteund
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vorige les
1.5 Voltooid deelwoord
Deze les 1.6 Engelse ww en toets
Log in via lessonup.app
sterk
eten - at - gegeten; 
kopen - kocht - gekocht.
zwak
stoppen - stopte - gestopt; 
steunen - steunde - gesteund

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je hoe je Engelse werkwoorden moet vervoegen

Waarom? Omdat wij veel Engelse werkwoorden gebruiken en de  spelling soms anders is

Slide 2 - Slide

Engelse werkwoorden
  • Soms haal je -n van het werkwoord af om de ik-vorm te krijgen.

racen - ik race (niet: ik rac) - hij racet 
timen - ik time (niet: ik tam) - hij timet

Slide 3 - Slide

Engelse werkwoorden
  • Bij verleden tijd kijk je naar de laatste letter van de stam.
  • e? -> kijk je voor 't ex fokschaap naar de voorgaande letter
  • Ja? + te(n)
  • Nee? + de(n)
racen
timen

Slide 4 - Slide

Engelse werkwoorden
  • Soms schrijf je twee medeklinkers, om duidelijk te maken dat een woord op z'n Engels uitgesproken wordt.

paintballen - ik paintball - hij paintballt
passen - ik pass - hij passt

grillen - ik gril - hij grilt
stressen - ik stres - hij strest

Slide 5 - Slide

Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels
B
Volgens de Engelse spellingsregels
C
Volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.

Slide 6 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.

Slide 7 - Quiz

Engelse werkwoorden
  • Bij verleden tijd kijk je naar de laatste letter van de stam.
  • e? -> kijk je voor 't ex fokschaap naar de voorgaande letter
  • Ja? + te(n)
  • Nee? + de(n)
racen
timen

Slide 8 - Slide

Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd

Slide 9 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (paintballen)
A
gepaintbald
B
gepaintballd

Slide 10 - Quiz

Engelse werkwoorden

Jij (stressen-tt)
A
stresst
B
strest
C
stresd
D
stressd

Slide 11 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 12 - Quiz

Engelse werkwoorden

Jij (deleten-tt)
A
deletet
B
delet
C
deletete
D
delete

Slide 13 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 14 - Quiz

Engelse werkwoorden
  • Bij verleden tijd kijk je naar de laatste letter van de stam.
  • e? -> kijk je voor 't ex fokschaap naar de voorgaande letter
  • Ja? + te(n)
  • Nee? + de(n)
racen
timen

Slide 15 - Slide

Toets

Ga via plaza > mbo licenties > Noordhoff > digitaal toetsen
spelling


Slide 16 - Slide

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald

Slide 17 - Quiz

Engelse werkwoorden

Ik heb al die oude contacten (vdw)


A
gedelete
B
gedeleted
C
gedeletet

Slide 18 - Quiz

Engelse werkwoorden

Jij (deleten-tt)
A
deletet
B
delet
C
deletete
D
delete

Slide 19 - Quiz

Engelse werkwoorden

Jij (stressen-vt)
A
stresste
B
streste
C
stresde
D
stressde

Slide 20 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij (timen - tt)
A
time
B
timt
C
timetet
D
timet

Slide 21 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 22 - Quiz

Aan het werk

Maak de opgaven van 1.6 vanaf pagina 288


timer
30:00

Slide 23 - Slide

www.spellingoefenen.nl/klas 
 www.spellingoefenen.nl/klas 
en vul klas wachtwoord 75jxpceg in!

Slide 24 - Slide