Het verband tussen N en A

Aan het eind van deze les kunnen jullie
- activiteit bepalen uit een (N,t)-diagram
-gemiddelde activiteit bepalen
-maak ookk aantekeningen!!

Maar nu eerst een terugblik! 29 dia's 

1 / 45
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Aan het eind van deze les kunnen jullie
- activiteit bepalen uit een (N,t)-diagram
-gemiddelde activiteit bepalen
-maak ookk aantekeningen!!

Maar nu eerst een terugblik! 29 dia's 

Slide 1 - Slide



Welke soort straling veroorzaakt de grootste verandering in het massagetal?

A
α-straling
B
β-straling
C
γ-straling
D
De drie soorten straling hebben hierop geen invloed.

Slide 2 - Quiz



Welke soort straling heeft geen invloed op de verandering van het atoomnummer?


A
α-straling
B
β-straling
C
γ-straling
D
De drie soorten straling hebben hierop geen invloed.

Slide 3 - Quiz

welke soort straling is het gevaarlijkst bij inwendige straling
A
alpha
B
beta
C
gamma
D
röntgen

Slide 4 - Quiz

Wat is alfa straling
A
Elektron
B
Helium deeltje
C
EM straling
D
Heliumkern

Slide 5 - Quiz

Wat is ioniserende straling
A
Straling waarvan je bruin wordt
B
Straling die moleculen kapot kan maken
C
Straling waarvan je warm wordt
D
De straling waardoor je wifi hebt

Slide 6 - Quiz

Wat voor straling wordt hier uitgezonden?
A
alpha straling
B
betastraling
C
gammastraling
D
Er wordt geen straling uitgezonden

Slide 7 - Quiz

Straling
A
Gammastraling ioniseert niet
B
Gammastraling gaat net zo makkelijk door lood als door ijzer
C
Je kunt gammastraling nooit 100% tegenhouden
D
gammastraling heeft het grootste ioniserend vermogen

Slide 8 - Quiz

In welke tabel van Binas staat de halveringsdikte van lood voor gammastraling?
A
tabel 7A
B
tabel 25A
C
tabel 27D
D
tabel 28F

Slide 9 - Quiz

Een stof laat 75% van de straling door. De dikte van de stof is ...
A
precies de halveringsdikte
B
kleiner dan de halveringsdikte
C
groter dan de halveringsdikte
D
precies twee halveringsdiktes

Slide 10 - Quiz

Er wordt straling uitgezonden op een plaat lood met een dikte van 2,67 cm. De halveringsdikte van lood is 0,89 cm. Hoeveel procent meet je nog?
A
33,3%
B
70%
C
12,5%
D
30%

Slide 11 - Quiz

Wat is de halveringsdikte
van het plaatje?
A
6 mm
B
3 mm
C
1,8 mm
D
3,6 mm

Slide 12 - Quiz

Als de halveringsdikte van een materiaal 1 mm is, hoeveel straling wordt er dan opgenomen door een scherm van 3 mm dik.
A
87,5 %
B
25%
C
33,333 %
D
12,5 %

Slide 13 - Quiz

Lood heeft bij 2,0 MeV een
halveringsdikte van 1,34 cm.
Hoe dik moet de plaat zijn om 93,75% te absorberen?
A
2,0 cm
B
0,9 cm
C
3,7 cm
D
5,4 cm

Slide 14 - Quiz

Het doordringend vermogen geeft aan hoe gemakkelijk straling kan doordringen in een stof. Van welke straling is het doordringend vermogen het laagst?
A
Alfa straling
B
Beta straling
C
Gamma straling
D
Röntgen straling

Slide 15 - Quiz

14. Na twee halveringsdikten heb je een kwart van de atomen over.
1/2 * 1/2 = 25%
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

De halveringsdikte voor aluminium
is 6 cm bij een intensiteit van 2 Mev.
Hoe dik moet een aluminium plaat zijn
als we maar 6,25% van de intensiteit willen?
timer
2:00
A
18 cm
B
20 cm
C
24 cm
D
30 cm

Slide 17 - Quiz

Welke isotoop ontstaat bij het verval van Cs-137? Geef het symbool en het massagetal.

Slide 18 - Open question

Vervalvergelijking van Cs-137
- BINAS: atoomnummer: 55; straling:  β (min) -straling 
- Isotoop zet je links van de pijl en β (min) -straling zet je rechts van de pijl
- atoomnummer en massagetal kloppend maken


Slide 19 - Slide

Als de arts een trombose vermoedt (bloedpropje in je bloedvat) kies je voor een:
A
rontgenfoto
B
ct-scan
C
PET-scan

Slide 20 - Quiz

Als de arts wil kijken of je uitzaaiingen van een tumor hebt kies je voor:
A
rontgenfoto
B
ct-scan
C
PET-scan
D
MRI-scan

Slide 21 - Quiz

Als je een been hebt gebroken kies je voor:
A
rontgenfoto
B
ct-scan
C
PET-scan

Slide 22 - Quiz


Welke soort straling wordt gedetecteerd bij een PET-scan?
A
α-straling
B
β- -straling
C
β+ -straling
D
γ-straling

Slide 23 - Quiz

Een positron is als een elektron, maar met positieve lading.
timer
0:10
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

beta-min straling ontstaat door:
A
het verval van een neutron in de kern tot een proton en een elektron
B
het verval van een proton in de kern tot een neutron en een positron
C
het uitzenden van een heliumkern uit de kern
D
het beschieten van een kern met een neutron

Slide 25 - Quiz

Het isotoop B-10 reageert met een neutron en vormt daardoor Li-7 en een ander deeltje. Welk deeltje is dat?
A
een elektron
B
een alfa deeltje
C
een positron
D
een deuterium kern

Slide 26 - Quiz

De activiteit van een radioactieve bron is gedefinieerd als:

A
het aantal instabiele kernen dat vervalt
B
het aantal instabiele kernen dat vervalt gedurende de halveringstijd.
C
het aantal instabiele kernen dat per seconde vervalt.
D
het aantal deeltjes dat een instabiele kern per seconde uitzendt.

Slide 27 - Quiz

Wat is de activiteit van een radioactieve bron als deze begint met 60Mbq, de halfwaardetijd 5 jaar is en 20 jaar in een kast staat?
A
15MBq
B
12MBq
C
3,75MBq
D
1,9MBq

Slide 28 - Quiz

Een stof heeft op t=0 een activiteit van 16 MBq en een halveringstijd van 5 minuten.
Wat is de activiteit van de stof op t = 15 min
A
8 MBq
B
4 MBq
C
2 MBq
D
1 MBq

Slide 29 - Quiz

Aantal instabiele kernen
Verandert op dezelfde
manier als de activiteit:


n=log(0,5)log(N0N)

Slide 30 - Slide

Op t=0 s zijn er 550 M instabiele deeltjes. Bereken na hoe veel seconden hier nog 4700 kernen van over zijn. Halveringstijd is 3,92 s.
A
log(4700/550M)/log(0,5)
B
16,84
C
66 sec
D
4,3 sec

Slide 31 - Quiz

Activiteit en aantal instabiele kernen



Vergelijk dit met de snelheid en afstand:

Slide 32 - Slide

Snelheid uit s,t-diagram 

De snelheid v is de hellling van de
raaklijn in het s,t-diagram
(of x,t-diagram).

Zo kunnen we ook de activiteit A
uit het N,t-diagram bepalen.

Slide 33 - Slide

Activiteit uit N,t-diagram
Activiteit op t = 3,0 uur:
raaklijn tekenen en
helling berekenen.
Let op: de tijd moet omgerekend
worden naar seconden

Slide 34 - Slide

Bepaal de activiteit op t = 90 uur

Slide 35 - Slide

Vul hier de activiteit in Bq (alleen het getal)

Slide 36 - Open question

Activiteit op t = 90 uur
Helling van de raaklijn 
op t = 90 uur berekenen.
Lees zo nauwkeurig mogelijk af.

Slide 37 - Slide

Formule voor N en A op tijdstip t
Activiteit is groter bij een groter aantal instabiele kernen
Activiteit is groter bij een kleinere halveringstijd

Slide 38 - Slide

Bereken de activiteit op t = 90 uur

Slide 39 - Slide

Berekende activiteit op t = 90 uur

Slide 40 - Open question

Activiteit berekenen; uitleg
Lees af uit de grafiek: t1/2 = 31 uur
Op t = 90 uur zijn er 0,75 miljoen actieve kernen, dus:


Slide 41 - Slide

wat heb je vandaag geleerd?

Slide 42 - Open question

Als het goed is kunnen jullie nu 
- een vervalreactie opstellen
- formule voor het aantal instabiele kernen gebruiken
- activiteit bepalen uit een N,t-diagram
-

Slide 43 - Slide

Bij het verval van een α-straler ontstaat Polonium 215. Welke isotoop is dat? (Symbool en massagetal)

Slide 44 - Open question

Vervalvergelijking

Slide 45 - Slide