De student:
1. verwoordt wat cyclisch werken inhoudt en benoemt de overeenkomsten
tussen de verschillende kwaliteitscycli
2. legt uit hoe de kwaliteitszorg in de eigen beroepspraktijk wordt vormgegeven
3. geeft peerfeedback aan medestudenten op de eindopdracht
4. stelt kritische vragen ten aanzien van de eindopdracht
5. is in staat om de ontvangen feedback in de eindopdracht te verwerken