woordenschat hst. 2,3 en 4 3kt

Hoofdstuk 2: 
formeel taalgebruik
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2: 
formeel taalgebruik

Slide 1 - Slide

Even oefenen
Maak de sleepvraag (= opdracht 1 van hst. 2)

Sleep  de informele (blauw) woorden naar de juiste formele (rood)woorden.

Slide 2 - Slide

aanvankelijk
alsmede
betreffende
bij dezen
derhalve
gelieve
hetzij
mits
te allen 
tijde
teneinde
tevens
thans
eerst
ook
over
als
om
en ook
hierbij
daarom
nu
wilt u
of
altijd

Slide 3 - Drag question

uitleg

Slide 4 - Slide

nieuwe weektaak: 
woordenschat hst. 3: opdracht 3 en 4 
woordenschat hst. 4: opdracht 3 en  4 

Slide 5 - Slide

figuurlijk taalgebruik (hoofdstuk 3)


Dat smaakt naar meer!
Ik vind het geen gezicht.
Nou, smaken verschillen :)

Slide 6 - Slide

Figuurlijk taalgebruik

Slide 7 - Slide

Uitdrukkingen zijn figuurlijk

Slide 8 - Slide

homoniemen
hoofdstuk 4

Slide 9 - Slide

Kijk eens naar de volgende zinnen:

1. 'Wat een weer weer', zei de vrouw die aan de was was.

2. Ik zag haar haar haar kammen.


Welke woorden zijn homoniemen? Noteer in de vergaderingschat.




Slide 10 - Slide

Homoniemen

De woorden zijn qua vorm en klank hetzelfde, maar hebben een andere betekenis.


bal (feest, rond voorwerp)
blik (dun metaal, oogopslag)
was (wasgoed, vetachtige stof)

Slide 11 - Slide

De [aanslag] kun je makkelijk verwijderen.
A
misdadige aanval
B
laagje afgezet vuil
C
ernstige benadeling

Slide 12 - Quiz

U kunt het beste de [ring] nemen om er te komen.
A
cirkelvormig voorwerp
B
strijdperk
C
kring
D
rondweg

Slide 13 - Quiz

De oude man begint te [malen].
A
fijnmaken
B
draaien(van een molen)
C
piekeren
D
in de war zijn

Slide 14 - Quiz

De wet maakt het mogelijk criminelen te [plukken].
A
van takken losmaken
B
ontdoen van veren
C
geld afpakken
D
trekken, peuteren

Slide 15 - Quiz

Carla wil [zich aansluiten] bij de tennisclub.
A
telefonisch verbinden
B
het met iets eens zijn
C
lid worden

Slide 16 - Quiz

Het lijkt mij een nogal [sterk] verhaal.
A
stevig gemaakt
B
veel van een bepaalde stof bevattend
C
vol spierkracht
D
overdreven

Slide 17 - Quiz