Opdrachten flexles 3 havo

Lees tekst 1
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lees tekst 1

Slide 1 - Slide

Wat voor een soort tekst is tekst 1?
A
een advertentie
B
een ingezonden brief
C
een instructie
D
een krantenbericht

Slide 2 - Quiz

Noteer welke signaalwoorden moeten staan bij de nummers 1 tot en met 4 in
alinea 2 en 5.

Slide 3 - Open question

In welke alinea's staat
een mening?

Slide 4 - Open question

Vind je het bij deze tekstsoort passen dat
er een mening gegeven wordt?
Leg je antwoord uit.

Slide 5 - Open question

Wat is de functie van de
afbeeldingen bij deze tekst?

Slide 6 - Open question

Lees tekst 2

Slide 7 - Slide

Wat is het onderwerp
van deze tekst?

Slide 8 - Open question

Wat is het doel van
deze tekst?

Slide 9 - Open question

In alinea 1 lees je een algemene uitspraak die wordt toegelicht
met een aantal voorbeelden. Noteer de algemene uitspraak
en noteer daaronder de voorbeelden.

Slide 10 - Open question

Welk signaalwoorden voor een
chronologisch verband staat in alinea 3?

Slide 11 - Open question

Aan welk signaalwoord zie je dat er
sprake is van een tegenstellend
verband in alinea 4?

Slide 12 - Open question

Noteer de twee mededelingen die
de tegenstelling vormen in alinea 4.

Slide 13 - Open question

Welk signaalwoord voor een
opsommend verband staat er
in alinea 9?

Slide 14 - Open question

Alinea 10 en 11 noemen vervelende gevolgen van een castratie
of sterilisatie. Vul de lege plekken in het onderstaande
schema in:
oorzaak: ...... --> daardoor .... --> daardoor: .... --> daardoor ... -->
daardoor...

Slide 15 - Open question

Lees tekst 3

Slide 16 - Slide

Wat is het onderwerp
van de tekst?

Slide 17 - Open question

Wat is het doel van
de tekst?

Slide 18 - Open question

De tekst bestaat uit vier delen.
Hoe zijn de delen na de inleiding
geordend?
A
in volgorde van belangrijkheid
B
in volgorde van handelen
C
in volgorde van tijd
D
in willekeurige volgorde

Slide 19 - Quiz

Voor welk publiek is de
tekst bedoeld?

Slide 20 - Open question

Welk signaalwoord voor een
chronologisch verband wordt
in alinea 3 gebruikt?

Slide 21 - Open question

Welk verband zie je in de volgende zin
uit alinea 1? "Daarnaast heb je winkeliers
die bestellingen niet opsturen."

Slide 22 - Open question

Alinea 2 noemt drie factoren die
belangrijk zijn bij het webwinkelen.
Noteer die factoren onder elkaar.
Noteer achter elke factor in welke alinea('s) die wordt uitgewerkt.

Slide 23 - Open question


Einde van de opdracht. Je mag even iets voor jezelf gaan doen.

Slide 24 - Slide