Semana 47

1 / 55
next
Slide 1: Slide
SpaansWOStudiejaar 2

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

¿Preguntas? Vragen?
¿Hay preguntas sobre los temas de la semana pasada?

Zijn er nog vragen over de leerstof van vorige week?

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
- Aan het einde van deze les ben je in staat 5 dieren te noemen
- Je kan zeggen welke dier je leuk vindt en waarom
- Je kan je huisdier/een dier beschrijven

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

El verbo 
Gustar

Slide 5 - Slide

Gustar betekent = leuk vinden of houden van (bevallen).
Hoewel het een werkwoord is op -AR, is het anders dan de andere werkwoorden!

El verbo gustar
GUSTA
GUSTAN
en
Wat je leuk vindt is:
  • Enkelvoud
  • Werkwoord(en)
Wat je leuk vindt is:
  • Meervoud
Voorbeelden:
Me gusta el gato.
Ik vind de kat leuk.

Me gustan los perros
Ik vind de honden leuk

Me gusta hablar español 
Ik vind Spaans spreken leuk.




Meestal gebruik je alleen:

Slide 6 - Slide

Hoe maak je een goede zin?
Onderwerp +  werkwoord(en) + hoe, waar, wanneer, wat, etc.
Yo + como + un postre
Rosa + habla + rapidamente
El gato+ es + bonito

Slide 7 - Slide

me gusta el español
Wie?
Ik.
Wat?
Hetgeen wat mij bevalt is het Spaans. 
Vind je meerdere talen leuk? Me gustan el español y el alemán.

Slide 8 - Slide

te gusta bailar y cantar
Wie?
Jij.
Wat?
Hetgeen wat mij bevalt dansen en zingen (werkwoorden)

Slide 9 - Slide

Me gustan las manzanas
Wie?
ik.
Wat?
Hetgeen wat mij bevalt is meervoud (appels).

Slide 10 - Slide

Woordvolgorde
Bij een simpele zin met één werkwoord is de woordvolgorde vaak hetzelfde als in het Nederlands.



de zanger
zingt
nu
een liedje
in het Spaans
el cantante
canta
ahora
una canción
en español

Slide 11 - Slide

Woordvolgorde
Bij een simpele zin met één werkwoord is de woordvolgorde vaak hetzelfde als in het Nederlands.



mijn ouders
eten
paella
met garnalen
in een restaurant
mis padres
comen
paella
con gambas
en un restaurante

Slide 12 - Slide

Complexe(re) zinnen
Als een zin meer dan één werkwoord heeft, staan alle werkwoorden bij elkaar:
  • Quiero comer un bocadillo. - Ik wil een broodje eten.
  • Voy a hacer una ruta en bici. - Ik ga een fietsroute doen.
  • ¿Puedes dar un ejemplo? - Kun je een voorbeeld geven?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

tengo un gato

Slide 16 - Slide

LA VACA

Slide 17 - Slide

EL CABALLO

Slide 18 - Slide

LA OVEJA

Slide 19 - Slide

LA GALLINA

Slide 20 - Slide

EL CONEJO

Slide 21 - Slide

EL BURRO

Slide 22 - Slide

LA CABRA

Slide 23 - Slide

EL PERRO

Slide 24 - Slide

EL PATO

Slide 25 - Slide

EL GATO

Slide 26 - Slide

tengo un...

Slide 27 - Slide

hoy es 
1. Huisdieren. ¿tienes un animal en casa?
2. ¿qué animal te gusta más?
3. PAUZE TICKET: noem een dier die je leuk vindt:  me gustan los... 

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

¿Preguntas? Vragen?
¿Hay preguntas sobre los temas de la semana pasada?

Zijn er nog vragen over de leerstof van vorige week?

Slide 30 - Slide

Lesdoelen
- Aan het einde van deze les ben je in staat 5 dieren te noemen
- Je kan zeggen welke dier je leuk vindt en waarom
- Je kan je huisdier/een dier beschrijven

Slide 31 - Slide

tengo una rata
tengo un ratón
tengo un perro
tengo un gato
tengo un hamster/cobaya
tengo un pajaro

Slide 32 - Drag question

Me gustan los/las
Me encantan los perros y los perezosos.

Slide 33 - Slide

welk dier vind je leuk?
Ik vind de [meervoud] leuk


¿Qué animal te gusta?
me gustan los/las... 

Slide 34 - Slide

Las mascotas Huisdieren
Escucha y apunta en tu cuaderno cómo se llama la mascota.
1. = 
2. = 
3. = 
4. =                              
5. = 

Slide 35 - Slide

animales
domésticos/granja

Slide 36 - Mind map

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video

porque son bonitos/bonitas
lindos/lindas (mooi)
porque son feos/feas (lelijk)

Slide 39 - Slide

porque son cariñosos / as
(lief)
porque son tímidos

Slide 40 - Slide

porque son listos -listas= slim
inteligentes = intelligent

porque son tontos - tontas = dom

Slide 41 - Slide

son ágiles (behendig/handig)
son torpes (onhandig)

Slide 42 - Slide

son peligrosos/as (gevaarlijk)
son fuertes (sterk)

Slide 43 - Slide

son jóvenes 

son viejos-viejas  (viejito-viejita = met liefde)

Slide 44 - Slide

son gordos - gordas
son delgados - delgadas

Slide 45 - Slide

¿tienes un animal en casa? 10-1

               sí: ¿cómo se llama? se llama ______
 
n                    no: no tengo un animal en casa, pero me gustan los/las...

Slide 46 - Slide

¿tienes un animal en casa?10-2

                 sí: ¿cómo se llama? se llama ______

n no: no          no: no tengo un animal en casa, pero me gustan los/las...

Slide 47 - Slide

exit ticket
me gusta(n) los (dier. meervoud) porque son ____________

Slide 48 - Slide

exit ticket
¿cuál es tu animal favorito?
mi animal favorito es el

Slide 49 - Slide

Deberes Huiswerk

Leren: Woordenlijst Unidad 2 lección 3
Maken van Werkboek: Unidad 2, Lección 3, Ejercicio 9 t/m 12.






Slide 50 - Slide

Wat ik nog moeilijk vind is...
Wat ik vandaag heb geleerd is...
Wat ik al goed kan is...
Wat ik met de lesstof kan doen is...
Mijn leerdoel van deze les was...
timer
1:00




Slide 51 - Mind map

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ...aprendo vocabulario de las mascotas leer ik woordjes die te maken hebben met huisdieren
2. ...aprendo hablar sobre mi mascota leer ik te praten over mijn huisdier

Slide 52 - Slide

part II
1. me gustan los perezosos porque son adorables
2. enkele  bijvoeglijke naamwoorden
3. opdracht online/offline
4. EXIT TICKET: me gustan los X porque son _________

Slide 53 - Slide

Unidad 2 lección 3
  • Escucha el texto  
  • Haz una lista en tu cuaderno de todas las mascotas en español y holandés. 
  • Haz una lista en tu cuaderno de todos los adjetivos en español y holandés (woordenlijst).
  • ¿Necesitas ayuda (hulp)? LT p. 199/200 

Slide 54 - Slide

Unidad 2, L3. Mi mascota 
  • Escribe un texto sobre tu mascota (ejemplo en LT p. 38 ej. 1)/ Schrijf een tekst over uw huisdier (voorbeeld in LT p. 38 ej. 1.)
  • Cuenta a tu compañero/-a sobre tu mascota (LT p. 38 ej. 1)/ Vertel aan een klasgenoot over uw huisdier (LT p. 38 bijv. 1)

                                                                                 

Slide 55 - Slide