Spelling en verwijswoorden herhaling

Spelling
1 / 36
next
Slide 1: Slide
ANT2+PraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spelling

Slide 1 - Slide

De acht vormen van het werkwoord
1. De persoonsvorm TT
2. De persoonsvorm VT
3. Het voltooid deelwoord
4. Het onvoltooid deelwoord
5. Het bijvoeglijk naamwoord van een onvoltooid deelwoord
6. Het bijvoeglijk naamwoord van een voltooid deelwoord
7. Het infinitief
8. De gebiedende wijs

Slide 2 - Slide

Hoeveel werkwoorden bevat de volgende zin?

De geschrokken man heeft vanmiddag alsnog geruststellende antwoorden gevonden.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 3 - Quiz

Het kabinet wil werklozen inzetten in de zorg.

Welke vormen van werkwoorden zijn hier (chronologisch) gebruikt?
A
PVTT, infinitief
B
infinitief, bijvoeglijk naamwoord
C
PVTT, onvoltooid deelwoord
D
PVVT, infinitief

Slide 4 - Quiz

Op dit moment lopen bij steeds meer mensen de gemoederen vaak hoog op, zodat ook de overbelaste politie de druk soms niet kan bijbenen.

Welke werkwoordsvormen zijn hier (chonologisch) gebruikt?
A
infinitief, voltooid deelwoord, pvtt, infinitief
B
infinitief, voltooid deelwoord, bijvoeglijk naamwoord, pvtt
C
pvtt, bijvoeglijk naamwoord, pvvt, voltooid deelwoord
D
pvtt, bijvoeglijk naamwoord, pvtt, infinitief

Slide 5 - Quiz

De leukste intocht van Sinterklaas is afgelopen zaterdag op televisie uitgezonden.

Welke werkwoordsvormen worden hier (chronologisch) gebruikt?
A
pvtt, infinitief
B
infinitief, onvoltooid deelwoord
C
pvtt, voltooid deelwoord
D
gebiedende wijs, onvoltooid deelwoord

Slide 6 - Quiz

(Schieten) eens op, want ik (worden) je getreuzel wel een beetje moe. (Worden) je vriend daar nooit gek van?

A
Schiet, word, word
B
Schiet, word, wordt
C
Schiet, wordt, word
D
Schiet, wordt, wordt

Slide 7 - Quiz

De persoonsvorm 
-->zoek altijd eerst de pv('s)
Tegenwoordige tijd (pvtt):
  • ik-vorm of ik-vorm + t
  • hele werkwoord (meervoud)
--> Vul 'lopen' in en je hoort 't
  • ik vind/ik loop - hij vindt/hij loopt

Verleden tijd (pvvt):
  • ik-vorm + te(n) / ik-vorm + de(n)
Gebruik 't ex-fokschaap (t-x-f-k-s-ch-p)
  • fietsen - ik fietste - wij fietsten
  • verhuizen - ik verhuisde - wij verhuisden

De gebiedende wijs schrijf je altijd als ik-vorm:
  • Houd afstand. / Loop eens door!

Slide 8 - Slide

Hij (willen) graag (helpen) vandaag, maar (klussen) (vinden) hij het toch wel heel veel werk. Zowel Jan als Piet (hebben) toch wel heel veel zooi (verzamelen).
A
wil, helpen, klussend, vindt, heeft, verzameld
B
wilt, helpen, klussend, vindt, hebben, verzameld.
C
wil, helpen, klussend, vindt, hebben, verzamelt
D
wilt, helpen, klussent, vindt, hebben, verzamelt

Slide 9 - Quiz

Hij (willen) graag (helpen) vandaag, maar (klussen) (vinden) hij het toch wel heel veel werk. Zowel Jan als Piet (hebben) toch wel heel veel zooi (verzamelen).
Noteer onder elkaar per woord de juiste spelling en daarachter de juiste vorm, na een komma en een spatie (pvtt, pvvt, gw, inf, vd, od, vdbn, odbn)

Slide 10 - Open question

Voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord 
Voltooid deelwoord (vd):
  • (heeft) gefietst, (is) verbrand, (is) gegaan

Maak het voltooid deelwoord langer of gebruik 't ex-fokschaap (net als bij pvvt)

Bij sterke werkwoorden (werkwoord dat van klank verandert) eindigt het voltooid deelwoord op -en
  • (heeft) gezwommen, (is) gevonden

Onvoltooid deelwoord (od): 
altijd infinitief (hele ww) met een -d:
  • fietsend, etend, lopend

Slide 11 - Slide

In het door velen nauwkeurig (volgen) 'Wie is de mol', (worden) de (aflopen) week jong en oud (vermaken) met de (verrassen) verhalen.
A
gevolgden, werdt, afgelopen, vermaakt, verrasten
B
volgende, werden, afgelope, vermaakt, verraste
C
gevolgde, werden, afgelopen, vermaakt, verrassende
D
gevolgde, werd, afgelopen, vermaakt, verrassenden

Slide 12 - Quiz

In het door de kinderen nauwkeurig (volgen) Sinterklaasjournaal, (worden) de (aflopen) week jong en oud (vermaken) met de (verrassen) verhalen.

Noteer onder elkaar per woord de juiste spelling en daarachter de juiste vorm, na een komma en een spatie (pvtt, pvvt, gw, inf, vd, od, vdbn, odbn)

Slide 13 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord,
en infinitief
Bijvoeglijk naamwoord (bn):   +e en zo eenvoudig mogelijk
  • Het verklede kind  (verkleed --> verkleede --> verklede)
  • Het gewitte plafond (gewit --> gewite --> gewitte)
  • De verbrande foto 
  • De verbrande foto's --> meervoud verandert bij bn niets!
Uitzondering bij het-woorden met 'een'
  • Een verkleed kind  / een gewit plafond / een verbrande foto

Sterke werkwoorden veranderen niet:
  • De afstand is gezwommen - de gezwommen afstand
  • De foto is gevonden - de gevonden foto

Infinitief  (inf) is het hele werkwoord:
  • Wat zou jij hiervan vinden?
  • NEC heeft eindelijk weer kunnen winnen.

Slide 14 - Slide

Hij (snoozen) al de hele ochtend en hij (willen) nu ook nog een vrije middag regelen. Hij (lobbyen) al een hele ochtend bij zijn baas, die hij net (tracen) had.
A
snoozt, wil, lobbyt, getraced
B
snoozet, wilt, lobbyt, getracet
C
snoozt, wilt, lobbyd, getraced
D
snoozet, wil, lobbyt, getracet

Slide 15 - Quiz

Engelse werkwoorden vervoeg je dus hetzelfde als Nederlandse werkwoorden, maar je let extra op de klank.

Slide 16 - Slide

Engelse werkwoorden

Slide 17 - Slide

De (overrompelen) klas (worden) vanmiddag naar huis (sturen), omdat de (overwerken) docent het allemaal niet meer (bolwerken) (krijgen).

(Typ de hele zin. In geval van twijfel, kies je de tegenwoordige tijd)

Slide 18 - Open question

Herhaling vorige les

Slide 19 - Slide

Welke benoemingen zijn juist voor de werkwoorden en bijvoeglijk naamwoorden die zijn afgeleid van een werkwoord?

De geschrokken man heeft vanmiddag alsnog geruststellende antwoorden gevonden.
A
vdbn, pvtt, vdbn, vd
B
vd, pvvt, odbn, inf
C
odbn, pvtt, inf, vdbn
D
vdbn, pvtt, odbn, vd

Slide 20 - Quiz

De (verbazen) leerling (worden) gisteren al (opmerken) door de docent, maar vandaag (willen) hij toch nog een gesprek (voeren) met die leerling.

Noteer onder elkaar per woord de juiste spelling en daarachter de juiste vorm, na een komma en een spatie (pvtt, pvvt, gw, inf, vd, od, vdbn, odbn)

Slide 21 - Open question

Hoofdletters

Slide 22 - Slide

In welke zin staat er een fout in de leestekens en/of hoofdletters?
A
Hij woont in Amsterdam-zuid.
B
Hij drinkt een glaasje cola.
C
Mevrouw Van Hulst had deze keer wel gelijk.
D
Hij kijkt naar het noordwesten.

Slide 23 - Quiz

In welke zin staat er een fout in de leestekens en/of hoofdletters?
A
''Ik kan niet komen,'' zei Raph tegen de docent. ''Ik heb een knieblessure.''
B
''Het moet nu stoppen,'' zei de scheidsrechter, ''zodat we het spel kunnen voortzetten.''
C
Erik, de neef van Nick, is altijd te laat.
D
De docent riep: “stilte!”

Slide 24 - Quiz

In welke zin zijn de leestekens en/of de hoofdletter(s) onjuist geschreven?
A
Maxima zei tegen Willem: ''Je bent een beetje dom.''
B
Onze tafel weegt 5 kg meer dan deze tafel van de HEMA.
C
Iedereen die te laat is moet zich melden bij de afdelingsleider.
D
''Wie is te laat?'' vroeg de afdelingsleider.

Slide 25 - Quiz

In welke zin staat er een fout in de leestekens en/of hoofdletters?
A
Paus Benedictus XV riep tijdens de Eerste Wereldoorlog op tot een staakt-het-vuren tijdens Kerstmis.
B
Mevrouw van der Poel dronk een spa rood tijdens het kerstbal.
C
Ook in Zuid-Limburg waren de middeleeuwen donkere tijden.
D
Yarno vindt het vervelend dat hij niet is uitgenodigd voor het PS5-feestje.

Slide 26 - Quiz

Hoofdletters
  • Hoofdletter waar de naam begint                                                            mevrouw Van den Brink | mevrouw P. van den Brink
  • Historische gebeurtenissen een hoofdletter, historische periodes niet                                                                                           Tweede Wereldoorlog | renaissance
  • Feestdagen een hoofdletter, afleidingen ervan niet   Koningsdag | Pinksteren | paasvakantie | kerstboom

Slide 27 - Slide

Geen hoofdletter
  • Afleidingen van persoonsnamen krijgen geen hoofdletter            calvinistisch | downsyndroom (maar: syndroom van Down)
  • Aanduidingen van ras of geloofsovertuiging                                                  moslim, christendom, indianen
  • Windrichtingen, dagen, maanden, munten, ambten                                   westen, noordwesten, september, dollar, premier
  • Eigennamen die soortnamen zijn geworden                                                           een glas cola of cognac

Slide 28 - Slide

Huiswerk t/m opdracht 6 af.
https://onzetaal.nl/taaladvies/zoek
https://www.beterspellen.nl
https://www.jufmelis.nl/spelling
https://www.cambiumned.nl/  --> link ELO

Tip 1: Begin nu al met leren: over een week is het te veel tegelijkertijd en ga je zaken door elkaar halen.
Tip 2: Leer eerst de regels heel goed, oefen dan. Leer opnieuw etc.






Slide 29 - Slide

Verwijswoorden

Slide 30 - Slide

Formuleren (verwijswoorden). Kies het correcte verwijswoord.

Het enige ....................... telt, is dat je goed je best doet.

A
wat
B
dat
C
die
D
dit

Slide 31 - Quiz

Formuleren (verwijswoorden). Kies het correcte verwijswoord.

Zou je morgen deze cadeaubon aan ...... willen geven?

A
hun
B
hen
C
zij
D
ze

Slide 32 - Quiz

Formuleren (verwijswoorden). Kies het correcte verwijswoord.

Hij gaf zijn vriendin, .................. hij twee jaar verkering had, een ring.

A
waarmee
B
met wie
C
waarvan
D
van wie

Slide 33 - Quiz

Formuleren (verwijswoorden). Kies het correcte verwijswoord.

Sinds zijn kind een schilderij had gemaakt, had ...... ...... al aan iedereen laten zien.
A
die, dit
B
het, deze
C
het, dit
D
die, deze

Slide 34 - Quiz

Formuleren (verwijswoorden). Kies het correcte verwijswoord.

Nijmegen had erg veel georganiseerd voor .... inwoners tijdens de Vierdaagsefeesten. De bevolking sprak met trots over .... stad.
A
zijn, haar
B
hun, zijn
C
haar, hun
D
zijn, hun

Slide 35 - Quiz

Nu: leestijd

Huiswerk vrijdag:
  • Lees alle theorie van stijlfiguren. 
  • Lees verder in je boek.

Stijlfouten en spelling hebben we al herhaald. Leren en oefenen doe je in je eigen tijd. 
Let op! Onderschat de grote hoeveelheid van het leerwerk niet. Maak na het leren alle oefeningen van het extra materiaal dat is uitgedeeld voor de vakantie.

Slide 36 - Slide