A2: Scheidbare werkwoorden

Scheidbaar werkwoord


Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Scheidbaar werkwoord


Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Herhalen van de theorie van scheidbare werkwoorden
  • Zinnen maken met scheidbare werkwoorden

Slide 2 - Slide

Lesdoel

Na deze les kunnen jullie zinnen
maken met scheidbare werkwoorden.

Slide 3 - Slide

Het scheidbare werkwoord

Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!

uitlachen      =   lachen  +  uit

scheidbaar             werkwoord + voorzetsel
werkwoord

Slide 4 - Slide

Wat is een scheidbaar werkwoord?
Een scheidbaar werkwoord heeft 2 woorden:
een werkwoord en een ander woord. Vaak is dit een voorzetsel.

schoonmaken = schoon  + maken 
     aankomen    = aan          + komen
       nadenken   = na             + denken

Slide 5 - Slide

Is het werkwoord
scheidbaar

JA of NEE?

Slide 6 - Slide

Noem 3 scheidbare
werkwoorden

Slide 7 - Mind map

Hoe gebruik je een scheidbaar werkwoord?
Je schrijft eerst wie/wat (onderwerp). Dan het werkwoord dat je  aanpast aan de wie/wat. Het andere woord staat op de laatste plaats in de zin:

Ik               maak        de keuken         schoon.
De trein  komt        om 10:00 uur   aan.
Wij            denken   eerst                    na

Slide 8 - Slide

Ik lach hem niet uit!

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
lachen
B
uitlachen

Slide 9 - Quiz

Ik maak de keuken schoon.

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
schoonmaken
B
maken

Slide 10 - Quiz

Ik ga de straat oversteken.

Wat zijn de werkwoorden?
A
ik + ga
B
over + steken
C
ga + oversteken
D
ik + de straat

Slide 11 - Quiz

Ik ........ een briefje voor mijn moeder ..... (ophangen)

Slide 12 - Open question

Zij ....... haar vriend vanavond ......
(opbellen)

Slide 13 - Open question

Ik ....... mijn kinderen bij school ......
(ophalen)

Slide 14 - Open question

Pim ....... het lesje uit het boek ......
(overschrijven)

Slide 15 - Open question

Zij ....... hun vrienden voor morgen ......
(uitnodigen)

Slide 16 - Open question





Hard gewerkt!

Goed gedaan!

Slide 17 - Slide