2023-06-05 Vloeibare toedieningsvormen + rekenen

2023-06-05 Vloeibare toedieningsvormen + rekenen
Vloeibare toedieningsvormen 
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

2023-06-05 Vloeibare toedieningsvormen + rekenen
Vloeibare toedieningsvormen 

Slide 1 - Slide

Deze week vervolg van dranken met weer een stukje rekenen. 
Programma & Lesdoelen
- Vragen van jullie
- Casus uit de praktijk 
- Farmaceutisch rekenen
- Uitleg vloeibare toedieningsvormen

Lesdoelen:
- Je weet op welke manier je verbanden tussen de patiëntgegevens dient te leggen
- Je kunt rekenen met procenten en concentraties
- Je kent verschillende vloeibare toedieningsvormen
- Je kent de verschillende hulpstoffen met hun functies
- Je kent de bereidingstips bij vloeibare toedieningsvormen



Slide 2 - Slide

Vorige week geëindigd met rekenen, nu mee beginnen.  
Rondvraag
Vragen ?

Slide 3 - Slide

Welke vragen hebben jullie nog naar aanleiding van de vorige les(sen) ?
Lukt het met Kz Interculturele diversiteit?
Heeft er iemand een casus vanuit de praktijk? 
Maak een korte presentatie over een casus/recept. 
Achtergrond informatie gnm + patiënt+ evt. zz

Slide 4 - Slide

Wie heeft er een leerzame casus vanuit de praktijk?
Wan welk ziektebeeld is er sprake, is dit af te leiden uit de medicatie? Welke leefstijladviezen zijn van belang. 
Dit is leerzaam om verbanden te leggen, daarnaast mooie voorbereiding KZD Spec. doelgroepen. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Het volgende recept krijg je aangeboden, welke kennis heb jij rondom dit recept?
- Wat ontbreekt op het recept ? 
- Welke farmacotherapeutische groep? 
- Welk ziektebeeld heeft deze mevrouw? 
- Waar dien je op te letten in de historie van deze vrouw ? 
- Wat vraag je na over het gebruik? 


  

Slide 6 - Slide

- Wat ontbreekt op het recept ? Indicatie. Voor 23 gnm is dit verplicht, waaronder mtx.
- Welke farmacotherapeutische groep? Immunosuppresiva
- Welk ziektebeeld heeft deze mevrouw? Reuma Artritis? (MDL arts dan ziekte van Crohn)
- Waar dien je op te letten in de history van deze vrouw ? Of er ook foliumzuur gebruikt wordt. Volgens de history 5 mg 1w1t.
- Wat vraag je na? Op welke dag zij dat gebruikt, niet dezelfde dag. Tenminste 24 ertussen


VD
ND
Max
conclusie 
pk
fr
pe
Doseringscontrole
R\Methotrexaat 2.5mg tablet
da 180st VU
S: 1w8t
Werk de doseringscontrole uit.
Welke CI kun je vinden bij MTX?


Slide 7 - Slide

eerst normdosering opzoeken en dan invullen. 
Let op, lijkt op een eenvoudig recept, maar je dient op een hoop gegevens te letten. 

CI DIALYSE HEMODIALYSE: METHOTREXAAT
VD
ND
Max
conclusie 
pk
20 mg
-
-
fr
1x per week
1 xper week
per week
pe
20 mg
> 7,5 mg*

30 mg 
Doseringscontrole
R\Methotrexaat 2.5mg tablet
da 180st VU
S: 1w8t
Werk de doseringscontrole uit.
Welke CI kun je vinden bij MTX?



* na bereiken van de optimale klinische respons de dosering geleidelijk verlagen tot de laagst werkzame dosis; volgens de NVR-richtlijn Reumatoïde artritis ligt de meest effectieve dosis rond 25 mg per week;

CI DIALYSE HEMODIALYSE: METHOTREXAAT
Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van methotrexaat af, waardoor het risico op toxiciteit toeneemt. Tijdens het gebruik van methotrexaat kan de nierfunctie afnemen. Methotrexaat wordt verwijderd door hemodialyse.

Slide 8 - Slide

eerst normdosering opzoeken en dan invullen. 
Let op, lijkt op een eenvoudig recept, maar je dient op een hoop gegevens te letten. 

CI DIALYSE HEMODIALYSE: METHOTREXAAT

Slide 9 - Link

This item has no instructions

Mevrouw Vis (klant casus) vraagt in de zelfzorg om een doosje Ibuprofen 400 mg.
Lever jij dit af?
Ja, want.....
Nee, want....

Slide 10 - Poll

Nee, want zie MFB
Methotrexaat + NSAID's (449-1)

Slide 11 - Link

This item has no instructions

Farmaceutisch rekenen - feiten
1% betekent 1/100 ste deel en 1‰ betekent 1/1000 ste deel

1 % g/g = 1 gram in 100 gram
1 % g/v = 1 gram in 100 ml
1 % v/v = 1 ml in 100 ml





Procent = gedeelte / totaal x 100%
Promille = gedeelte / totaal x 1000‰

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Reken mee
Opdr. 4
Van een oplossing van 10 g/g% zout wordt 30 gram toegevoegd aan 100 ml (= 100 g) water; hoeveel g/g% is de oplossing nu?

Opdr. 5
Hoeveel g natriumchloride (op 2 decimalen) bevat 1200 ml fysiologische zoutoplossing
(een 0,9% g/v natriumchlorideoplossing)?

Opdr. 6
De oogdruppels hebben een concentratie van 0,5 ‰ dexamethason. Hoeveel mg dexamethason bevat 30ml oogdruppel?





Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat heb jij uitgerekend voor opdracht 4, 5 en 6 ?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Uitgerekend
Opdr. 4
Van een oplossing van 10 g/g% zout wordt 30 gram toegevoegd aan 100 ml (= 100 g) water; hoeveel g/g% is de oplossing nu?

10% (g/g) → 10g in 100g Eerst berekenen hoeveel zout er in 30 gram?
                                ? in 30g is dan 3 gram. Deze 3 gram zit in een totaal van 130 gram
gedeelte/geheelx100% → 3/130x100%= 2,3% (g/g)

opdr. 5   10,80 g
opdr. 6    15 mg






Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Vloeibare toedieningsvormen

Slide 16 - Mind map

Waar kom je vloeibare toedieningsvormen tegen?
Lokaal op de huid, oog oor. 
Maar ook slijmvliezen, : gorgelen, neusdruppel,
Denk ook aan steriele oplossingen, kom we nog op. 
Dermatologie, komt ook nog aanbod. 
Neusdruppel. 
Hoestdranken

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

Aqua destillata→ vers gedestilleerd bevat geen micro organismen. Aqua demineralisata→ minder microbiologische betrouwbaar (wel m.o.)
Goede microbiologische kwaliteit: -goed doorstromend water, -gezuiverd water dat voor gebruik is gekookt of gefiltreerd door membraanfilter van 0,2 of 0,45 µm, - vers gedestilleerd water

Slide 20 - Slide

In de Europese Farmacopee worden de eisen van water nauwkeurig beschreven.
Bestanddelen en verontreinigingen die als gevolg van de bereiding en de bewaaromstandigheden in de verschillende watersoorten kunnen voorkomen.

Slide 21 - Slide

Glycerol→ viskeuze vloeistof, zoet van smaak, zeer hygroscopisch→ 85% minder hygroscopische, beter houdbaar. Toegepast voor de smaak en conservering in dranken. Goed oplosmiddel voor stoffen die in water onvoldoende oplosbaar zijn of instabiel. In dermatica als humectans.
Propyleenglycol kent drie functies→ oplosmiddel (vloeistoffen oraal, klysma’s, cutaan preparaten), conserveermiddel en als humectans= bevochtigingsmiddel bij crèmes.
Oliën→ natuurlijk of van synthetische oorsprong

Slide 22 - Slide

Zie ook tabel 7.2 in boek productzorg
Antioxidantia zorgen ervoor dat de oplossing chemisch niet afgebroken wordt, komt de houdbaarheid ten goede.
Complexvormers bijv. om kalkaanslag te voorkomen.

Slide 23 - Slide

m= massa, eenheid in grammen. V= volume, eenheid in ml en 𝝆 (rho, grieks = relatieve dichtheid) het gewicht dat 1 ml van een vloeistof heeft. Voorbeeld rekenen: voor recept heb je 1,8 gram methylparabeen nodig, hoeveel moet je dan afmeten? Je hebt 𝝆 = 1,06 je hebt M= 1,8 g je wilt V weten → zie formule driehoek M÷𝝆 → 1,8 ÷ 1,06 = 1,698 is dus 1,7 ml afmeten.
Wanneer het recept zou aangeven dat je 3,5 ml moet gebruiken, dan dien je volgens de procedure te wegen, maar hoeveel? Zie ook dan weer formule in driehoek→ 𝝆 x V (onder de deelstreep) →1,06 x 3,5 ml = 3,71 g, dit ga je dus afwegen

Slide 24 - Slide

Het receptuur voorschrift in het FNA geeft 2 kolommen weer met benodigde hoeveelheden. Aan de hand van wat je in voorraad hebt aan grondstoffen maak je de keuze. Bij voorkeur in dit geval maak je gebruik van de solutio methylparabeen, de met blauw aangegeven grondstof en hoeveelheden. Heb je die niet in voorraad dan zal je de solutio eerst moeten maken met de in lichtrode aangegeven grondstoffen en hoeveelheden. Voor de bereidingswijze dien je dan naar het voorschrift van Solutio Methylparabeni FNA te gaan. Bekijk goed hoeveel je nodig hebt en denk aan de procedure, voor 100 ml heb je 1,06 gram nodig aan sol. methylparabeen, dit mag je dus niet afwegen maar zul je moeten afmeten. ( is dus 1 ml)

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

Micellen zijn kleiner dan emulsiedruppels, oplossing is helder.

Kan de oplosbaarheid van een stof vergroot worden door te roeren in de oplossing ? 
Ja
nee

Slide 28 - Poll

Nee oplossnelheid en oplosbaarheid zijn twee verschillende dingen. 
Oplossing = altijd helder, geen zwevende deeltjes. 

Slide 29 - Slide

Voorbeeld omrekenen: R/ Codeine 55 mg in 100 ml water op te lossen. De pure stof codeine is slecht oplosbaar, maar het zout codeine hydrochloride is wel makkelijk oplosbaar. In het informatorium is te vinden dat 1 mg codeine overeenkomt met 1,38 mg codeine HCL (wij noemen dat ook wel met jas, het is zwaarder want het molecuul codeine bevat ook nog de elementen (=jas) HCL).Voor het recept ga je dan 1,38 x 55 mg = 75,9 mg codeine HCl afwegen (gewicht van het zout x de hoeveelheid die je nodig hebt).

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

Onverzadigd: er kan nog stof bij opgelost worden. 
Oververzadigd: meer opgelost dan mogelijk door bijv. verwarmen. 

Slide 33 - Slide

Geur- en smaakstoffen afstemmen op de kleur van de drank. Logisch, rood framboos ipv banaan. 
Op welke manier zou jij de kwaliteit van een oplossing controleren ?

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

Oplossingen en solubilisaties helder en homogeen, geen deeltjes vertonen.Suspensie moeten makkelijk opschudbaar zijn, geen zichtbare korreltjes of druppeltjes bevatten.

Slide 36 - Slide

Bewaar- en gebruikstermijn hangen af van de stabiliteit van de verwerkte gnm en/of conserveermiddel aanwezig. 

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Wat zou jij mij nog willen meegeven over deze les ?

Slide 38 - Open question

This item has no instructions