1.3 Basisbehoeften, Arm en Rijk

1.3 Basisbehoeften, Arm en Rijk
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.3 Basisbehoeften, Arm en Rijk

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is er op de afbeeldingen hetzelfde als in jouw leven?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

En wat is er op de afbeeldingen anders in jouw leven?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Wat heb jij nodig om goed te kunnen leven?

Slide 7 - Mind map

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Klik de juiste combinaties aan
Hieronder staan zaken die iedereen nodig heeft. Wat hoort bij wat?
eten en drinken
een huis
onderwijs
gezondheidszorg
dokters en ziekenhuizen
onderdak
scholen
voedsel

Slide 11 - Drag question

Wat zijn de vijf basisbehoeften van een mens?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Iets wat anders is, noem je een ...
A
verschil
B
overeenkomst

Slide 15 - Quiz

Aan de slag!
Kader:
Vragen: 1 t/m 5 (blz. 28 t/m 31)

Slide 16 - Slide

Aan de slag!
Basis:
Vragen: 1 t/m 5 (blz. 26 t/m 28)

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Als er veel welvaart is in een land, is ook de rijkdom groot.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Als je niet genoeg geld hebt voor de basisbehoeften, leef je in armoede en in slechte ...
A
gezondheidszorg
B
economie
C
welvaart
D
levensomstandigheden

Slide 22 - Quiz

Welkantwoord hoort bij slechte levensomstandigheden?
A
dagelijks in de file staan
B
één auto per gezin
C
kinderen gaan niet naar school
D
ziekenhuis in een andere stad

Slide 23 - Quiz

Sleep naar de juiste plek
In rijke landen hebben mensen meer dan genoeg geld voor hun basisbehoeften.

In rijke landen is veel rijkdom of

In arme landen is veel

Deze mensen hebben niet genoeg geld voor hun
welvaart
basisbehoeften
armoede

Slide 24 - Drag question

Slide 25 - Slide

Al het geld dat je verdient, noem je...
A
economie
B
inkomsten
C
uitgaven
D
welvaart

Slide 26 - Quiz

Geld dat je krijgt, noem je ...
A
economie
B
inkomsten
C
uitgaven
D
welvaart

Slide 27 - Quiz

Geld waarmee je dingen gaat kopen, noem je ...
A
economie
B
inkomsten
C
uitgaven
D
welvaart

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Aan de slag!
Kader:
Vragen: 7 t/m 9 (blz. 32 t/m 33)
Klaar? Maak de herhalingsvragen (blz. 34)

Slide 30 - Slide

Aan de slag!
Basis:
Vragen: 1 t/m 5 en 6, 8, 9 en 10 (blz. 26 t/m 30)

Slide 31 - Slide