Zo geef je goede argumenten
Bedenk bij je argumenten een goed voorbeeld.
Bijvoorbeeld: Ik vind dat ik zelf mag bepalen hoe laat ik naar bed ga, want ik kom er 's morgens toch op tijd uit. Gisteren ging ik bijvoorbeeld om half 12 naar bed en toch was ik gewoon om 7 uur op.
Gebruik signaalwoorden als je meer argumenten noemt.
Bijvoorbeeld: ten eerste, ten tweede, ook, bovendien, tot slot, kortom, etc.
Leg uit waar je argumenten vandaan komen. Noem dus je bronnen.
Bijvoorbeeld: vrienden, media, boek, eigen ervaring, etc.