boek A, herhaling en oefenen vragen par 2.1 p62-64

boek A, herhaling en oefenen vragen par 2.1 p62-64

Inhoud

*lezen

*oefenen vragen

*maken vragen

*bespreken vragen

Lezen

Lees de leerteksten:

-'Een nieuwe staatsgodsdienst' p62

-'De ondergang van het Romeinse rijk' p64

Oefenen vragen

gebruik je laptop

Christenen weigerden de staatsgoden te vereren. En de Romeinse keizers verboden daarom het Christendom.

1. juist
2. onjuist

Rond 400 n.C. werd het christendom de staatsgodsdienst in het Romeinse rijk.

1. juist
2. onjuist

Welke twee betekenissen heeft het begrip kerk?

1. christelijk gebedshuis
2. kerkelijke provincies
3. paus
4. organisatie van christenen

Wat hoort bij Christendom?

1. Hun heilige boek heet de bijbel
2. Ze bidden in een kerk
3. Ze aanbidden meerdere goden
4. Ze bidden in een synagoge

Constantijn kreeg een droom dat hij met het kruis zou winnen. Na de overwinning liet hij christendom toe.

1. waar
2. niet waar

Wat is juist?

1. Door volksverhuizingen trokken de Romeinen weg
2. Germanen stichtten eigen koninkrijken in Romeins gebied.
3. Na de splitsing van het Romeinse rijk waren er twee keizers.
4. Rond 500 maakten Romeinen een einde aan het West-Romeinse rijk.

Wat waren de oorzaken van de val van het Romeinse rijk?

1. De laatste keizer overleed.
2. De paus en de keizer kregen ruzie en verdeelden het rijk.
3. Het rijk was te groot, de grenzen konden niet goed meer verdedigd worden.
4. Volken van buiten het Romeinse rijk trokken het rijk binnen.

Wanneer eindigde 'De tijd van Grieken en Romeinen'?

1. 500 v.C
2. 500 n.C
3. 600 v.C.
4. 600 n.C.

Welk begrip hoort bij de betekenis: 'verplaatsing van een volk'?

1. oudheid
2. romanisering
3. exodus
4. volksverhuizing

Van jager-verzamelaars en boeren weten we niet wat ze dachten of
geloofden, maar van Romeinen en Germanen wel. Hoe komt dat?

1. Romeinen veroverde veel
2. Romeinen konden niet schrijven
3. jagers-verzamelaars konden schrijven
4. Romeinen konden schrijven

Maken vragen

-Doe de laptop weg.

-Maak de vragen van het M&M boek.

Maken vragen

Ga aan de slag met de onderstaande vragen:

paragraaf 2.2 vraag 6-12

Je werkt in tweetallen. Heb je een vraag kom je naar de docent toe.

Bespreken vragen

Controleer je gemaakte vragen aan de hand van het bord. Heb je antwoorden niet, schrijf ze over.

Als er niet genoeg tijd is, wordt het  nakijken huiswerk. De antwoorden staan dan in somtoday (bijlage).