Short answers + past simple

1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

In deze les
- Rond je hoofdstuk 3 af
- Start je met hoofdstuk 4

Slide 3 - Slide

Komende lessen

De fysieke lessen op de vrijdag komen te vervallen.
Opvang?

2 lessen EN in de week.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hoe weet ik of ik een positief of negatief short answer moet geven?

Meestal geven wij met + aan dat je short answer positief moet zijn en met - dat het negatief moet zijn.

Doen wij dat niet? Dan zijn er aanwijzingen om het antwoord heen die verklappen dat het enige logische antwoord positief of negatief moet zijn.

Slide 9 - Slide

Use short answers.

Are they ready to go? No, ...
A
they aren't.
B
they are.
C
it isn't.
D
he isn't.

Slide 10 - Quiz

Use short answers.

Is Shelly nice? Yes, ...
A
they are.
B
she is.
C
she does.
D
it is.

Slide 11 - Quiz

Use short answers
Can they come to the party? Yes,..
A
they can.
B
they are.
C
they aren't
D
they won't

Slide 12 - Quiz

Let's do this!

Here are ten questions to which you have to give a short answer.

Vergeet de hoofdletters, komma's en punten niet!

Slide 13 - Slide


Question: Does she know the recipe?
Answer : ...(+)....

Slide 14 - Open question


Question: Was Kate hungry?
Answer: ...(+)...

Slide 15 - Open question


Question: Could they call me ?
Answer: ...(-)...

Slide 16 - Open question


Question: Have Mark and Sara been to London?
Answer: ...(-)...

Slide 17 - Open question


Question: Were you asleep at 3 a.m.?
Answer: .... I brought my sister to the airport.

Slide 18 - Open question

Past simple

Slide 19 - Slide

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.

Wij noemen de Past Simple de Verleden Tijd.


Slide 20 - Slide

 Regelmatige werkwoorden (rww)

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked
it rains-> it rained
they beg-> they begged

Slide 21 - Slide

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:
I live - I lived
you move - you moved

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:
I drop - I dropped
they plan - they planned

Slide 22 - Slide

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:
I carry- I carried
you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor staat:
I play - I played

Slide 23 - Slide

Past Simple - Onregelmatige werkwoorden

Sommige werkwoorden zijn onregelmatig (OWW) en dat betekent dat ze geen '-ed' krijgen maar hun eigen vorm hebben.

to write  -> wrote    I wrote her a letter last week.
to go       -> went      He went to Italy last year.
to make -> made     They made a very nice meal two days ago.


Slide 24 - Slide

Past Simple - OWW

Er zijn geen regels voor de OWW, je moet ze uit je hoofd leren. Je pakt voor de Past Simple de 2e kolom.

see - saw - seen
come - came - come

Slide 25 - Slide

Past Simple - Vraag/Ontkenning

Vraagzinnen
Did + hele ww (1e kolom):
Did you walk to school yesterday?

Ontkennende zinnen
Didn't + hele www (1e kolom):
You didn't walk to school yesterday.

Slide 26 - Slide

Past Simple - Signaalwoorden

In de zin staan vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007
  • this morning

Slide 27 - Slide


Wat is de Past Simple van go
A
gone
B
went
C
goed
D
goes

Slide 28 - Quiz


Wat is de Past Simple van tell
A
told
B
tolded
C
telled
D
tolt

Slide 29 - Quiz


Wat is de Past Simple van see
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 30 - Quiz


Wat is de Past Simple van think
A
tought
B
taught
C
thought
D
thinked

Slide 31 - Quiz

Do exercises
Kijk in Learnbeat en doe de opdrachten van Lesson 35. Doe ook 34 als die nog niet af is

Slide 32 - Slide