Zoals je weet bestaat er in het Engels een vaste woordvolgorde:wie / doet / wat / waar / wanneer.
He - watched - a film - on television - last weekend.
Wie - doet - wat - waar - wanneer
Slide 7 - Slide
Je kunt ook een adjective (bijvoeglijk naamwoord) aan een zin toevoegen. Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.
He watched afunny film.
They bought alovely dress.
We had agoodtime.
Slide 8 - Slide
Soms zet je eenadjective achter het werkwoord. In dat geval geeft de adjective extra informatie over het onderwerp.
Dit kan bij werkwoorden zoals to be, look, appear en seem.
She looks amazing in my new dress.
I amcurious to see that new film.
They seemfocussed on their singing careers.
Slide 9 - Slide
Have/Has + voltooid deelwoord
voltooid deelwoord = ww+ed óf 3e rij
- Sharon has broken her leg (now she can't walk)
- I have lived here since I was 10.
Hoe maak je de present perfect?
Slide 10 - Slide
Emma ( never to see)......... this film on TV
How often (she to phone) ...... the office ?
.......the Millers .......... (to arrive) yet?
John ..........(not to go ) on a trip to Alaska.
(they ever to be) ...........to New York?
Andy ...........(not to repair) his sister's bike.
(you to drop)........a knife in the kitchen.
I ...........(to buy) a new laptop.
............(to find) his pen yet?
the students ...........(not to forget) their homework