Lesson 31-PS vragen en ontkenningen

Lesson 31
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Lesson 31

Slide 1 - Slide

In today's lesson
- Newsround kijken
- Uitleg vragen en ontkenningen
- Oefenen vragen en ontkenningen

Slide 2 - Slide

Goal of this lesson
- Je kunt een gewone zin maken met de Present Simple
- Je kunt een vraagzin maken met de Present Simple
- Je kunt een ontkennende zin maken met de Present Simple

Slide 3 - Slide

Do you remember the SHIT rule?

Slide 4 - Slide

Vraagzin:
Bij een Engelse vraagzin hoef je de volgorde niet te veranderen!
Je zet gewoon het woord DO vooraan de zin.

They make pancakes.
Do they make pancakes?
I watch a film.
Do I watch a film?

Slide 5 - Slide

We see a dog.

Slide 6 - Open question

You play football.

Slide 7 - Open question

They have a question.

Slide 8 - Open question

Let op!
Kijk naar een zin met een SHIT persoon:
He likes his shoes.

Wat zie je?

Slide 9 - Slide

Vraagzin met SHIT persoon
He likes his shoes.

Je moet nu geen DO vooraan zetten maar DOES
en je moet de -S achter like weghalen

Does he like his shoes?

Slide 10 - Slide

De regel
She wears a dress.

Does she wear a dress?

Er staat 1 S in de zin en die staat aan het begin.

Slide 11 - Slide

She knows the answer.

Slide 12 - Open question

He reads a book.

Slide 13 - Open question

Anne watches a film.

Slide 14 - Open question

Ontkennende zinnen

Slide 15 - Slide

De regel
Om een ontkennende zin te maken moet je de woorden
do not (don't) 
voor het werkwoord zetten

I don't go to school.
We don't dance a lot.

Slide 16 - Slide

I know the answer.

Slide 17 - Open question

You like this sweater.

Slide 18 - Open question

They study English.

Slide 19 - Open question

Let op!
Natuurlijk hebben de SHIT personen iets anders.


Slide 20 - Slide

De regel
SHIT mensen krijgen geen don't maar doesn't voor het werkwoord.

Wat gebeurt er met de S achter het werkwoord?
He likes chocolate.
He doesn't like chocolate.

Slide 21 - Slide

He talks to his mum.

Slide 22 - Open question

Anna gives a present.

Slide 23 - Open question

It rains every week.

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Link

Page 113 exercise 7, 8, 9

Slide 26 - Slide

Goal of this lesson
- Je kunt een gewone zin maken met de Present Simple
- Je kunt een vraagzin maken met de Present Simple
- Je kunt een ontkennende zin maken met de Present Simple

Slide 27 - Slide