Het was een dubbeltje op zijn kant.
Dubbeltje noemde je vroeger het muntje van 10 cent. Het was een klein, dun muntje. Het had zo'n smal randje dat het snel omviel als je het op zijn kant zette. Als iets bijna is misgelopen, zeg je dat het een dubbeltje op zijn kant was.
Luister naar het voorbeeld wat de juf vertelt.