This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
3MCgs - Hoofdstuk 1
Slide 1 - Slide
Cijfers...
Welke cijfers krijgen jullie nog terug?
Presentatie 'isme'
Werkstuk slavernij
Toetsen de rest van het jaar?
Diagnostische toetsen
Misschien later 'echte toetsen', mondeling, opdracht, verslag??
NIEUW
1.1 'Nederland industrialiseert'
Slide 2 - Slide
Industriële Revolutie
1750-1900
Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal.
Deze verandering noemen we de Industriële Revolutie.
Het ontstaan en de groei van fabrieken noemen we industrialisering.
Niet alleen de manier van produceren verandert enorm: ook de komst van stoomtreinen brengt grote veranderingen in het vervoer van mensen en goederen.
Slide 3 - Slide
van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken
Slide 4 - Slide
Engeland
rond 1700
Machtig land met een enorm groot rijk dat zich over de hele wereld uitstrekte.
De bevolking van Engeland groeit, hierdoor is er meer kleding nodig.
Veel kleding wordt gemaakt van katoen, dat door slaven op plantages wordt geplukt, en wol.
Slide 5 - Slide
Schietspoel
1733
Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
De Engelsman John Kay vond de schietspoel uit. Hiermee kun je veel sneller weven dan met de hand.
De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.
Slide 6 - Slide
Spinning Jenny
1764
Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig.
Met de Spinning Jenny van James Hargreaves kon je 8 en later 16 draden tegelijk spinnen.
Slide 7 - Slide
Cotton Gin
1793
Omdat het spinnen en weven veel sneller ging was er ook meer katoen nodig.
Om de zaden sneller uit katoenpluizen te halen vond de Amerikaan Eli Whitney de Cotton Gin uit ("Katoen motor").
Slavernij neemt toe: er zijn veel meer slaven nodig om de katoen te plukken...
Slide 8 - Slide
Stoommachine
rond 1764
De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet.
Slide 9 - Slide
Veranderingen door
de stoommachine
Leegpompen van mijnen, waardoor je dieper de grond in kunt (grondstoffen)
Oude energiebronnen (wind-, spier- en waterkracht) worden langzaam vervangen
Stoommachine is overal te plaatsen, niet alleen aan het water.
Doordat de vraag naar delfstoffen (ijzer en steenkool voor de machines) sterk toenam, moest er steeds dieper worden gegraven. Met stoommachines werd het grondwater weggepompt.
Slide 10 - Slide
Industrialisatie van de landbouw
Slide 11 - Slide
Dienstensector
Door de komst van fabrieken ontstaan er ook andere banen.
In fabrieken moeten er ook mensen de boekhouding bij houden.
Om zaken te doen werken ze samen met notarissen, verzekeringsagenten en bankiers.
Verder ook mensen die werken aan ontwikkelingen, opleidingen, transport.
Dit noemen we de dienstensector.
Slide 12 - Slide
Snelle groei industrie en dienstensector?
Door de wereldhandel
Grote wereldhaven in Rotterdam
Door groei transport ook toenemende werkgelegenheid andere vakgebieden.
Bevolkingsgroei
Meer arbeiders
Meer klanten, ontstaan massaconsumptie
Slide 13 - Slide
Verstedelijking
Verstedelijking = het ontstaan en de groei van steden
Oorzaken:
Bevolkingsgroei
Industrialisatie
(Mechanisatie platteland)
(Ontstaan fabrieken)
Slide 14 - Slide
Checken
Slide 15 - Slide
Welk begrip hoort bij deze betekenis: Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie
Slide 16 - Quiz
Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.
Slide 17 - Quiz
Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector
Slide 18 - Quiz
Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten
Slide 19 - Quiz
In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland
Slide 20 - Quiz
Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1740, sneller weven?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het weefgetouw
Slide 21 - Quiz
In welke beroepen begon de Industriële revolutie?
A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel
Slide 22 - Quiz
Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1760 sneller spinnen?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het spinnewiel
Slide 23 - Quiz
Welke sector ontstaat door de komst van de industrialisatie?
A
landbouwsector
B
industriesector
C
informele sector
D
dienstensector
Slide 24 - Quiz
De groei van het aantal stadsbewoners noemen we:
A
suburbanisatie
B
verdorpeling
C
formele sector
D
verstedelijking
Slide 25 - Quiz
Vul het juiste woord in: Verstedelijking is een ............... van de industrialisatie.
A
oorzaak
B
gevolg
Slide 26 - Quiz
Welke zin is fout?
A
Door de industrie was er meer verstedelijking
B
De bevolkingsgroei zorgde voor meer arbeidskrachten in de industrie
C
De toenemende landbouwproductie zorgde voor minder werk op het platteland
D
Door de industrie was er minder handel en transport