3H - Kapitel 3: Zusammenfassung [Na klar!]

3H - Kapitel 3
Zusammenfassung
Doelen:

-> Ik kan over mijn welbevinden / ziekte spreken. 
-> Ik kan een feest beschrijven.
-> Ik ken de voorzetsels met de 3e en de 4e naamval.
-> Ik kan de voorzetsels gebruiken in combinatie met de woorden van de DER- en EIN-Gruppe.
-> Ik kan de voorzetsels gebruiken in combinatie met de persoonlijke voornaamwoorden.
-> Ik kan zinnen ontleden.
1 / 39
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

3H - Kapitel 3
Zusammenfassung
Doelen:

-> Ik kan over mijn welbevinden / ziekte spreken. 
-> Ik kan een feest beschrijven.
-> Ik ken de voorzetsels met de 3e en de 4e naamval.
-> Ik kan de voorzetsels gebruiken in combinatie met de woorden van de DER- en EIN-Gruppe.
-> Ik kan de voorzetsels gebruiken in combinatie met de persoonlijke voornaamwoorden.
-> Ik kan zinnen ontleden.

Slide 1 - Slide

Wortschatz D-NL

3.1, 3.2, 3.4, 3.5

Slide 2 - Slide

Nicht wegschmeißen! Wir BRAUCHEN das noch!
A
aanbevelen
B
verwijderd
C
nodig hebben
D
laten zien

Slide 3 - Quiz

SOBALD ich zu Hause bin, gebe ich dir Bescheid!
A
weliswaar
B
zodra
C
zo meteen
D
want

Slide 4 - Quiz

Kannst du mir bitte EINE FREUDE MACHEN und das Essen zubereiten?
A
een plezier doen
B
op een gegeven moment
C
een vriend maken
D
invloed hebben

Slide 5 - Quiz

Die ZUKUNFT wird dir bestimmt viel Gutes bringen.
A
het gevoel
B
de ontwikkeling
C
het bericht
D
de toekomst

Slide 6 - Quiz

Kommt Mona auch? Das ist eine tolle ÜBERRASCHUNG!
A
cadeau
B
verrassing
C
uitnodiging
D
teken

Slide 7 - Quiz

Kannst du versuchen zu KAPIEREN, was ich dir jetzt sage?
A
sturen
B
letten op
C
laten zien
D
begrijpen

Slide 8 - Quiz

In den [...] möchten wir in Österreich Skifahren.
A
Einladung
B
Jahrhundert
C
Weihnachtsferien
D
Ernährung

Slide 9 - Quiz

Ich bin leider krank, ich habe [...] den ganzen Tag geschlafen.
A
fast
B
immer
C
zwar
D
gleich

Slide 10 - Quiz

Wortschatz NL-D

3.3 und 3.6

Slide 11 - Slide

Dieses Wochenende gehe ich auf eine (bruiloft).

Slide 12 - Open question

Was macht ihr denn am (kerstavond)? Zusammen essen?

Slide 13 - Open question

Der Clown steht auf dem (hoofd) und fährt Fahrrad.

Slide 14 - Open question

Meine Großmutter hat manchmal Schmerzen in der (borst).

Slide 15 - Open question

Lies die Umschreibung. Notiere das richtige Wort auf Deutsch.

An diesem Tag bin ich geboren.

Slide 16 - Open question

Lies die Umschreibung. Notiere das richtige Wort auf Deutsch.

Dieser Muskel klopft ungefähr sechzig bis hundert Mal pro Minute.

Slide 17 - Open question

Redemittel NL-D

3.3 und 3.6

Slide 18 - Slide

Vraag in het Duits hoe de ander zich voelt .

Slide 19 - Open question

Geef een antwoord op de vorige vraag in het Duits.

Slide 20 - Open question

Zeg dat je schouder pijn doet en dat je misselijk bent.

Slide 21 - Open question

Grammatik

A: voorzetsels met de derde of met de vierde naamval
Präpositionen mit dem Dativ und mit dem Akkusativ

B: de DER- en EIN-Gruppe

Slide 22 - Slide

3. Fall
Dativ
4. Fall
Akkusativ
durch
aus
von
gegen
bei
für
nach
seit
mit
um
zu
ohne

Slide 23 - Drag question

Wir gehen gleich zu ein.......... Freund (m).

Slide 24 - Open question

Ich bin mit meinem Rad gegen ein.......... Auto (o) gefahren.

Slide 25 - Open question

Durch d.......... Stau (m) sind wir jetzt schlecht gelaunt.

Slide 26 - Open question

Seit d.......... Prüfungen (mv) fühle ich mich ganz entspannt.

Slide 27 - Open question

Von d.......... Polizei (v) hörten wir eine schreckliche Nachricht.

Slide 28 - Open question

Grammatik

C: voorzetsels met de derde of met de vierde naamval

Personalpronomen

Slide 29 - Slide


[Sie] Mit ... kann ich gut reden, Herr Bäcker.

Slide 30 - Open question


[ich] ... mag es, wenn es donnert und blitzt.

Slide 31 - Open question


[ihr] Guck mal, was er für ... mitgenommen hat.

Slide 32 - Open question


[du] Wir haben ... gestern zur Party eingeladen.

Slide 33 - Open question

Grammatik

E: zinsontleding

Slide 34 - Slide


Die Menschen stehen UM DEN UMFALL herum.
A
3. Fall
B
4. Fall

Slide 35 - Quiz


Was können wir AUS DIESEN ZEILEN ziehen?
A
3. Fall
B
4. Fall

Slide 36 - Quiz


Die Frau gibt DEM MANN einen Kuss.
A
3. Fall
B
4. Fall

Slide 37 - Quiz


Gestern habe ich meiner Oma EINEN KUCHEN gebacken.
A
3. Fall
B
4. Fall

Slide 38 - Quiz

Ende. 
Viel Erfolg mit den Vorbereitungen! 

Slide 39 - Slide