11 januari 2024

Vandaag
Zinsvolgorde
Zelfstandig werken
KNS
Drama
Nieuwsbegrip
Zelfstandig werken


1 / 32
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 200 min

Items in this lesson

Vandaag
Zinsvolgorde
Zelfstandig werken
KNS
Drama
Nieuwsbegrip
Zelfstandig werken


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoe laat is het op de klok?
A
10 over half. 9
B
5 voor half 9
C
5 over half 9
D
10 voor half 9

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Hoe laat is het?
A
10 voor half 7
B
kwart voor 7
C
5 over half 7
D
10 over half 7

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Hoe laat is het?
A
10 voor half 2
B
10 over half 2
C
10 voor half 3
D
10 over half 3

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Hoe laat is het?
22:30
(laatste)
A
half 9
B
half 10
C
half 11
D
half 12

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions


A
half 9
B
half8
C
half 7
D
10 over half 6

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Zinsvolgorde
Zet de woordjes op de goede plaats in de zin.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hoe maak je zinnen? 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

De rest: wie of wat   (en hoe?)
De rest kan dus tijd of plaats zijn. Maar het kan ook wie of wat zijn. Kijk naar de voorbeelden:

Slide 9 - Slide

Vraag lln: waar zet ik: hoe? 
Ik
vandaag
loop
naar school.

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

straks
loopt
Hij
naar huis.

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Maak een zin met:
lopen

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

te laat?
zij
Komt
vandaag

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

een brief
Meneer Rik
voor de klas.
heeft

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Maak een zin met:
komen

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

gaan
nooit meer
wij
naar huis

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

De juf
soms
een beetje boos.
wordt

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Maak een zin met:
zijn

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

lief.
De leerlingen 
zijn
van klas P1a

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

is
kapot.
van de baas
De fiets

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Maak een zin met:
wassen

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

De computer
is
grijs.
van juf Maril

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

schoenen
Het meisje
heeft
mooie

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions


Slide 24 - Open question

This item has no instructions

vraagwoorden

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Vraagwoorden

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Vraagwoorden
vraagwoorden zijn bijvoorbeeld: Wie? Wat? Wanneer? Waar? Hoeveel...? Waarom?
Een vraag met vraagwoord heeft de volgorde:
Vraagwoord + werkwoord + wie/watrest

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

De woordvolgorde bij een vraagzin met een vraagwoord
1. Vraagwoord
2. Werkwoord
3. 
Persoon
4. Extra informatie
Wanneer
fietst
hij
naar school?

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

in het park / jij / ga / wanneer

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

moet / hoe laat / ik / met hem / naar de dokter

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

ik / wie / uitnodigen / moet / voor jouw feestje

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Zelfstandig werken
Schrijven NT2 Taalmenu


Slide 32 - Slide

This item has no instructions