This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
6.1
Direct,
indirect
en
diffuus
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Leerdoel 1: Ik weet wat natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen zijn en kan er voorbeelden van noemen.
Leerdoel 2: Ik weet hoe een spectrum kan worden getoond en kan de spectraalkleuren noemen.
Leerdoel 3: Ik kan uitleggen hoe kleuren worden waargenomen bij bepaalde kleuren licht.
Slide 2 - Slide
Natuurlijke lichtbronnen
Slide 3 - Slide
Lichtstralen
Lichtstralen tekenen we als rechte lijnen met een pijltje in de richting waarin het zich voortplant.
Slide 4 - Slide
Directe lichtbron:
De bron geeft zelf licht
Indirect licht:
De bron weerkaatst licht
Licht beweegt langs rechte lijnen
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Schaduwvorming
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Lees de paragraaf 1 en maak een samenvatting
Maak opdrachten 1t/m 5 blz 60
Slide 10 - Slide
Schaduw ontstaat als het licht van een lichtbron geheel of gedeeltelijk wordt tegengehouden door een object. Een voorwaarde voor het ontstaan van schaduw is aldus dat er een lichtbron en een object aanwezig moeten zijn
Slide 11 - Slide
Schaduw tekenen
Puntlichtbron
Slide 12 - Slide
Soorten schaduw
Halfschaduw: Een schaduw waar niet alle lichtbronnen schijnen.
Kernschaduw: Een schaduw waar geen enkele lichtbron schijnt.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Schaduw (kern en half): fout
Twee lichtbronnen
Slide 15 - Slide
Direct licht
Het licht komt rechtstreeks (direct) van de lichtbron.
Slide 16 - Slide
Indirect licht
Het licht komt via een mat oppervlak dat het licht in allerlei richtingen weerkaatst (reflecteert).
Slide 17 - Slide
Diffuus licht
Het licht van de lichtbron gaat door een doorschijnend voorwerp en wordt door dat voorwerp verstrooit.
Slide 18 - Slide
Direct, indirect en diffuus licht
a = direct licht b = indirect licht c=diffuus licht
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Slide 21 - Video
Een bal is geen lichtbron. Toch zie je de bal. Kruis de juiste bewering aan.
A
Ieder voorwerp zend een klein beetje licht uit. Een deel van dit licht komt in je ogen terecht.
B
Het licht dat op de bal valt, wordt in alle richtingen teruggekaatst. Een deel van dit licht komt in je ogen terecht.
C
Je ogen zenden licht uit. Een deel ervan komt op de bal terecht. en wordt in alle richtingen teruggekaatst. Een deel van dit licht komt in je ogen terecht.
Slide 22 - Quiz
Een voorwerp dat zelf geen licht geeft, kaatst licht diffuus terug. Wat is de betekenis van 'diffuse terugkaatsing'?
A
terugkaatsing in alle richtingen
B
terugkaatsing in één richting
Slide 23 - Quiz
Bekijk de afbeelding. Wat is in deze afbeelding met rode pijlen getekend?
A
de buitenste lichtstralen die een lamp uitzendt
B
de eerste lichtstralen die worden tegengehouden door de auto
C
de lichtstralen die net niet worden tegengehouden door de auto
D
het gebied
Slide 24 - Quiz
Als een kamerplant voor een lamp staat, dan ontstaat achter de plant een schaduw op de muur.Vul de juiste woorden in. Als je de lamp dichter naar de plant beweegt, dan wordt de schaduw A...…………. Als je de plant verder van de lamp beweegt, dan wordt de schaduw B...……………. .
Slide 25 - Open question
Bekijk de afbeelding. Hoe noem je de lichtstralen die als rode pijlen zijn getekend? Deze lichtstralen noem je de...………………….
Slide 26 - Open question
Een tafel wordt verlicht door twee hanglampen. Als je je hand boven de tafel houdt, zie je verschillende schaduwen. Hoe noem je de donkere schaduw in het midden? Dit noem je de ............….........schaduw.
Slide 27 - Open question
Een tafel wordt verlicht door twee hanglampen. Als je je hand boven de tafel houdt, zie je verschillende schaduwen. Hoe noem je de twee lichtere schaduwen aan weerszijden? Deze noem je de ........................schaduw.
Slide 28 - Open question
In de figuur zie je dat een langwerpige lichtbron op een tafel schijnt. Er ontstaan twee soorten schaduw. Vul de juiste woorden in. In de figuur is het donkerroze gedeelte de. A ..……………….. Het lichtroze gedeelte in de figuur is de B...……………………….
Slide 29 - Open question
Opdrachten maken
Wat: lees paragraaf 6.1 en maak de opdrachten blz 60,61,62