prendre présent en passé composé

1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

wat betekent prendre?

Slide 3 - Open question

maak het rijtje prendre in présent

Slide 4 - Open question

Vervoeg in de présent:
Mon frère ... (prendre) toujours le bus.
A
prennent
B
prend
C
prends
D
prenons

Slide 5 - Quiz

Vervoeg in de présent:

Vous ... (prendre) le taxi.
A
prends
B
prenez
C
prennent
D
prend

Slide 6 - Quiz

Vervoeg in de présent:
Mes parents ne ... (prendre) pas de gâteau (=taart).
A
prennent
B
prenez
C
prends
D
prenons

Slide 7 - Quiz

uit hoeveel woorden bestaat de passé composé

Slide 8 - Open question

maak het rijtje prendre in de passé composé

Slide 9 - Open question

Vervoeg in de passé composé:

Tu ... ... de la mousse au chocolat ?
A
Tu pris
B
Tu as pris
C
Tu as prendré
D
Tu a pris

Slide 10 - Quiz

Vervoeg in de passé composé:

J' ... ... (prendre) le bus pour aller à Lyon.
A
Jai pris
B
Je ai pris
C
J'ai pris
D
J'ai prené

Slide 11 - Quiz

vertaal vous prenez

Slide 12 - Open question

vertaal: j'ai pris

Slide 13 - Open question

vertaal: zij nemen (mannelijk)

Slide 14 - Open question

vertaal: mijn moeder en ik, wij nemen een thee. (un thé)

Slide 15 - Open question

noem 1 ding in de présent, dat opvalt bij dit werkwoord

Slide 16 - Open question