What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
M1: (herhaling) les verbes
Les objectifs:
aan het einde van de les kan ik de onregelmatige werkwoorden être, avoir, aller en faire vervoegen in de présent.
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
4 videos
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Les objectifs:
aan het einde van de les kan ik de onregelmatige werkwoorden être, avoir, aller en faire vervoegen in de présent.
Slide 1 - Slide
Welke werkwoorden in het Frans hebben jullie allemaal gehad?
Slide 2 - Mind map
1
Slide 3 - Video
00:14
Être betekent:
Doen
Hebben
Gaan
Maken
Zijn
Slide 4 - Poll
Conjuge avec le verbe être au présent:
Nous ..... à la maison
A
êtes
B
sommes
C
avons
D
a
Slide 5 - Quiz
Tu .... dans mon école
A
es
B
as
C
êtes
D
a
Slide 6 - Quiz
De passé composé van être
A
J'ai été
B
Je suis allé
C
J'ai eu
Slide 7 - Quiz
Wat betekent het werkwoord avoir?
A
zijn
B
hebben
C
doen/maken
D
gaan
Slide 8 - Quiz
1
Slide 9 - Video
00:13
Vous avez betekent:
A
Jullie hebben
B
U heeft
C
Wij hebben
D
Zij hebben
Slide 10 - Quiz
Ik heb een cadeau voor jou!
........ un cadeau pour toi
A
Je suis
B
J'ai
C
Je fais
D
Je vais
Slide 11 - Quiz
Lundi, nous ...... un examen important!
Slide 12 - Open question
Le verbe aller:
Je vais
tu vas
il/elle/on va
nous allons
vous allez
ils/elles vont
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Maak een zin in het frans met het werkwoord aller. Moeilijk? Noteer dan alleen een persoon + pv
Slide 15 - Open question
6
Slide 16 - Video
00:06
Wat betekent: Je fais ?
Slide 17 - Open question
00:09
Wat betekent "tu fais"?
A
Jij doet
B
Jij maakt
C
Jij weet
D
Jij gaat
Slide 18 - Quiz
00:15
Wat betekent: Il/ elle/ on fait?
Slide 19 - Open question
00:34
Hoe schrijf je in het Frans: wij maken?
Slide 20 - Open question
01:05
Hoe schrijf je: u doet/ maakt of jullie doen/maken en français?
Slide 21 - Open question
01:24
Ils font betekent:
A
Hij maakt
B
Hij doet
C
A+b zijn beide goed
D
Zij doen/maken
Slide 22 - Quiz
Ken je de werkwoorden être, avoir, aller et faire?
A
Nee
B
Ja
C
Ik ken ze een beetje
D
Ben alles al vergeten
Slide 23 - Quiz
Aan het einde van de les kan ik (al een beetje beter) de onregelmatige werkwoorden vervoegen in de présent.
Slide 24 - Slide
Wat heb je geleerd vandaag en hoe vond je het gaan?
Slide 25 - Open question
More lessons like this
P4 avoir, être, aller, faire in alle tijden
May 2024
- Lesson with
41 slides
Mavo 3 herhaling les verbes
April 2022
- Lesson with
22 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Les 4 verbes de base: avoir, être, faire, aller (5 tijden)
March 2024
- Lesson with
30 slides
Frans
Enseignement Secondaire
3 HA onregelmatige werkwoorden 1
September 2023
- Lesson with
38 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3,4
Le futur proche et le passé récent
October 2020
- Lesson with
22 slides
Frans
Secundair onderwijs
Les 3 Klas 2/3 Il faut, être, avoir, aller, faire, futur proche
August 2020
- Lesson with
41 slides
Frans
Enseignement Secondaire
4v werkwoorden en tijden
September 2023
- Lesson with
43 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
werkwoorden
June 2024
- Lesson with
19 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3