Par. 1: Organen en weefsels

Par. 1: Organen en weefsels
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Par. 1: Organen en weefsels

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Cellen
  • kleinste levende eenheden in het lichaam
  • bouwstenen van elk organisme!
  • ze zijn meestal heel klein, alleen met microscoop goed te zien
  • de vorm van de cel is bepaald door zijn functie (bv. hersencellen hebben lange uitlopers)

Slide 9 - Slide

Weefsel
  • Groep cellen met dezelfde vorm en functie (bv: spierweefsel, huidweefsel, bindweefsel)
  • Veel weefsels bevatten ook tussencelstof, deze wordt vaak door de cellen gemaakt (bv. kalkstof in botten)

Slide 10 - Slide

Organen
  • een orgaan is een deel van een organisme met een bepaalde functie
  • een orgaan bestaat uit verschillende weefsels
  • bv: hart, oog, huid, dijbeen, long, etc.

Slide 11 - Slide

Orgaanstelsel
  • als meerdere organen samenwerken aan een bepaalde taak
  • bv: bloedvatenstelsel, zenuwstelsel, verteringsstelsel

Slide 12 - Slide


nr. 5
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 13 - Quiz


nr. 6
A
Long
B
Dikke darm
C
Nier
D
Maag

Slide 14 - Quiz


Welke stelsels zie je?
A
bloedvatenstelsel en zenuwstelsel
B
beenderstelsel en zenuwstelsel
C
verteringsstelsel en spierstelsel
D
je ziet alleen organen

Slide 15 - Quiz

mond, slokdarm, lever, maag, dunne darm, dikke darm, anus
neusholte, mondholte, luchtpijp, long
bloedvaten, hart
nier, urineleider, blaas, urinebuis
hersenen, ruggenmerg, zenuwen
Bloedvatenstelsel
Ademhalingsstelsel
Verteringsstelsel
Uitscheidingsstelsel
Zenuwstelsel

Slide 16 - Drag question


Alle cellen in je lichaam hebben dezelfde vorm
A
ja
B
nee
C
dat verschilt per persoon
D
bij een mens wel, bij een dier niet

Slide 17 - Quiz

Zet op volgorde van groot naar klein 
groot
klein
organenstelsel
cel
organisme
orgaan

Slide 18 - Drag question

Het hart is
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 19 - Quiz

Het zenuwstelsel bestaat uit:
A
bloedvaten, de hersenen, het ruggenmerg
B
bloedvaten, de wervelkolom, zenuwen
C
de wervelkolom, de hersenen, het ruggenmerg
D
zenuwen, de hersenen, het ruggenmerg

Slide 20 - Quiz

Welk organenstelsel zorgt voor de vertering van je eten?
A
Het bloedvatenstelsel
B
De maag en de lever
C
Het verteringsstelsel
D
Het zenuwstelsel

Slide 21 - Quiz

de huid
A
is een orgaan
B
is GEEN orgaan
C
is onderdeel van het bloedvatenstelsel
D
verteert je voedsel

Slide 22 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een orgaan?
A
een blad van een boom
B
een spiercel van een mens
C
het zenuwstelsel van een mens
D
het bottenstelsel van een mens

Slide 23 - Quiz


nr. 10
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 24 - Quiz

Orgaandonatie
  • veel mensen hebben een orgaan nodig om (goed) te kunnen leven
  • een orgaan kan gedoneerd worden
  • in Nederland kan je je laten registreren als donor

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Torso met organen

Slide 27 - Slide


nr. 2
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 28 - Quiz

Herhaling: Zet op volgorde van groot naar klein
Orgaanstelsel
Orgaan
Weefsel
Cel
Organisme

Slide 29 - Drag question

Organisme
cel
Organenstelsel
orgaan

Slide 30 - Drag question

Wat staat op volgorde van groot naar klein?
A
weefsels, organen, moleculen, cellen
B
organen, weefsels, cellen, moleculen
C
moleculen, cellen, weefsels, organen
D
moleculen, weefsels, cellen, organen

Slide 31 - Quiz