This lesson contains 24 slides, with text slides.
Eindrijm en rijmschema
De woorden aan het einde van de regel hebben dezelfde klank. Van het eindrijm kun je een rijmschema maken.
Wat wil je worden? vroeg de juf
't was in de derde klas
Ik keek haar aan en wist het niet
Ik dacht dat ik al iets was
Rijmschema
Wat wil je worden? vroeg de juf A
't was in de 3de klas B
Ik keek haar aan en wist het niet C
Ik dacht dat ik al iets was B
Zon
Wat zit ik hier op deze stoel
en achter de gordijnen,
ik wil wel werken maar ik mag
op deze magnifieke dag
de zon toch niet voor noppes laten schijnen.
Toon Hermans
Zon - rijmschema
Wat zit ik hier op deze stoel A
en achter de gordijnen, B
ik wil wel werken maar ik mag C
op deze magnifieke dag C
de zon toch niet voor noppes laten schijnen. B
Toon Hermans
Geluk
Hij zocht het geluk, het grote 'hèt'
hij zocht, maar vond het niet
en vele malen hij met
een kluitje in het riet
hij zocht het geluk in het dal, aan de top
maar werd het zoeken moe
eerst toen hij zei: ik geef het òp
toen kwam het naar hem toe.
Geluk - rijmschema
Hij zocht het geluk, het grote 'hèt' A
hij zocht, maar vond het niet B
en vele malen hij met A
een kluitje in het riet B
hij zocht het geluk in het dal, aan de top C
maar werd het zoeken moe D
eerst toen hij zei: ik geef het òp C
toen kwam het naar hem toe. D
Rijmschema (blz 15 syllabus)
Slagrijm: laatste woorden hebben allemaal zelfde klank (aaaa)
Gepaard rijm: aabbcc
Gekruist rijm: abab cdcd
Omarmend rijm: abba cddc
Gebroken rijm: abcb (alleen de tweede en de vierde regel rijmen)
Verspringend rijm: abcabc (bij sonnet in coupletjes van 3 regels)
Alliteratie of beginrijm
De eerste medeklinkers van een aantal woorden die bij elkaar in de buurt staan, zijn hetzelfde.
Iris
Ik ben geboren uit zonnegloren
En een zucht van de ziedende zee,
Die omhoog is gestegen, op wieken van regen,
Gezwollen van wanhoop en wee.
.....
Assonantie of klinkerrijm
Enkele woorden die bij elkaar in de buurt staan, hebben dezelfde klank, maar niet dezelfde eindletter(s).
Skelet
Mijn botten rammelen op mijn bekken
als stokjes op een trommel.
Ik dool op donkere zolders
door vieze, ouwe rommel.
.....
Mijn lachen klinkt als klontjes
ijs die kletteren in een glas.
Ik ben een arm skelet;
karkas van wat ik was.
Rian Visser
Volrijm is dus het rijm dat we kennen van de Sinterklaasgedichtjes. Volrijm noemen we ook wel eindrijm.
Halfrijm rijmt dus eigenlijk niet: bij halfrijm rijmt of de klinker (assonantie) of de medeklinker (aconsonantie)
Mannelijk of staand rijm: rijmende slotlettergreep
woud-stout
gestaar-gebaar
Vrouwelijk of slepend rijm: rijmende lettergreep gevolgd door slotlettergreep met sjwa.
gebluste - gekuste
buien - kruien
Glijdend rijm: rijmende lettergreep gevolgd door twee onbeklemtoonde lettergrepen
hinderen - kinderen
lodderen - modderen
dubbelrijm: beide lettergrepen rijmen
nachtlicht - grachtzicht
rijk rijm: woord wordt in zijn geheel herhaald
Bank - bank
voorrijm: de eerste woorden van versregels rijmen op elkaar
ruisende wanden...
bruisende bekers.....
blinkende toortsen....
klinkende kelken....
middenrijm: een woord midden in de regel rijmt met woord midden in de volgende regel
een nieuwe lente, een nieuw geluid,
Alleen in Drente, daar kijken ze wel uit!
overlooprijm of kettingrijm: de klank aan het eind van de regel wordt herhaald aan het begin van de volgende regel
Elk gedicht dat je verzint
Begint met een idee
Waarvan je denkt:
daar kan ik vast iets mee.
enjambement: geen rijm maar een manier om twee versregels met elkaar te verbinden; zorgt dat laatste woord van regel nadruk krijgt.
De koning wilde mij een keten
omhangen - die ik hem met wilde hoon
ontrukt heb en een hoovling toegesmeten