Zinnen en alinea’s staan niet zomaar in een tekst.
Ze staan in een bepaalde volgorde en hebben iets met elkaar te maken. Schrijvers gebruiken vaak signaalwoorden die laten zien wát ze met elkaar te maken hebben.
Bijvoorbeeld:
Als in een tekst in vier stappen wordt uitgelegd hoe je een nieuw abonnement voor je mobiel aanvraagt, gebruikt een schrijver bijvoorbeeld de signaalwoorden
Eerst ..., Vervolgens ..., Daarna ... en Ten slotte ...
Wil de schrijver duidelijk maken dat een nieuw abonnement een voordeel én een nadeel heeft, dan gebruikt hij bijvoorbeeld maar of echter.
Met deze signaalwoorden laat de schrijver zien: let op, hier staat een tegenstelling.
Slide 9 - Slide
Maken opdracht 3 en 4 (67-69)
Slide 10 - Slide
Lees de tekst: Mijn uitgestoken hand naar mensen in nood.
(pag. 69 in je Nederlandse boek en bijgevoegd als bijlage)
Slide 11 - Slide
Lees de titel van tekst 4.
Wie worden bedoeld met mensen in nood, denk je? Leg je antwoord uit met een voorbeeld.
Slide 12 - Open question
In de titel staat uitgestoken hand. Wat denk je, is die hand echt uitgestoken of wordt er iets anders bedoeld?
A
echt uitgestoken
B
iets anders
Slide 13 - Quiz
Waar denk je dat de tekst over gaat?
Slide 14 - Open question
Bekijk tekst 4.
Wat voor een soort tekst is dit?
A
artikel
B
instructie
C
nieuwsbericht
D
studietekst
Slide 15 - Quiz
Wat betekenen deze woorden uit de tekst?
Verbind de woorden met de juiste betekenis:
gemaakt
iets wat hard nodig is
deskundigen
eerste model dat dient als voorbeeld
echt
feedback
commentaar (al 4)
realiteit (al 4)
prototype (al 4)
behoeftes (al 2)
experts (al 2)
geproduceerd (al 1)
Slide 16 - Drag question
Hoe kwam Eve op de gedachte om mensen te helpen?
Slide 17 - Open question
In alinea 2 staat belangrijke behoeftes. Welke drie voorbeelden worden genoemd? Noem er 1:
A
eigen plek om te slapen
B
veilige omgeving
C
spullen voor verzorging
D
iets te eten
Slide 18 - Quiz
In alinea 2 staat belangrijke behoeftes. Welke drie voorbeelden worden genoemd? Noem de tweede:
A
eigen plek om te slapen
B
veilige omgeving
C
spullen voor verzorging
D
iets te eten
Slide 19 - Quiz
In alinea 2 staat belangrijke behoeftes. Welke drie voorbeelden worden genoemd? En de derde is:
A
eigen plek om te slapen
B
veilige omgeving
C
spullen voor verzorging
D
iets te eten
Slide 20 - Quiz
Waarom vindt Eve karton supermateriaal (al. 3)?
A
Het is goedkoop, licht en vouwbaar tegelijk.
B
Het is goedkoop, licht en stevig tegelijk.
C
Het is goedkoop, mooi en stevig tegelijk.
Slide 21 - Quiz
In alinea 3 staan drie voorbeelden waarvoor het uitschuifbare laatje gebruikt kan worden. Aan welk signaalwoord zie je dat de schrijver voorbeelden gaat noemen?
A
omdat
B
want
C
bijvoorbeeld
D
zoals
Slide 22 - Quiz
Alinea 4 begint met het signaalwoord Toen. Wat hebben alinea 3 en 4 dus met elkaar te maken?
A
alinea 3 en 4 staan in volgorde van tijd
B
alinea 3 en 4 zijn beide voorbeelden
C
alinea 3 en 4 zijn opsommingen
D
Alinea 3 en 4 hebben eigenlijk niet zoveel met elkaar te maken
Slide 23 - Quiz
Toen het prototype er eenmaal was, begon een periode van contacten leggen, reclame maken en geldbronnen aanboren. (al. 4)
Waarom moest er eerst een prototype zijn, denk je?
Slide 24 - Open question
Vul een voorbeeld in waaruit blijkt dat Eve veel doet om haar Em-Bed geproduceerd te krijgen.
A
Ze maakt reclame
B
Eve heeft meegedaan aan de Noord-Ierse ontwerpwedstrijd Invent.
C
Eve overlegt veel met hulpinstanties.
D
Ze heeft hard gewerkt
Slide 25 - Quiz
‘Daarmee kan ik het ontwerp nog beter maken.’ (al. 4)
Wat heeft Eve nodig om haar ontwerp nog beter te maken voor de mensen in nood?
A
Geld
B
Feedback van zwervers
C
Het commentaar en de deskundigheid van hulpinstanties.
D
Commentaar van mensen in nood
Slide 26 - Quiz
Extra oefenen:
Slide 27 - Slide
Lees de tekst: Koptelefoon kopen
(zie de bijlage)
Slide 28 - Slide
Wat voor een soort tekst is dit?
A
artikel op internet
B
beoordeling van een product
C
nieuwsbericht van een krant
D
reclametekst op een website
Slide 29 - Quiz
Lees de tekst.
In de tekst staat een opsomming van voorbeelden. Waarvan zijn dit voorbeelden?
A
apparaten waarop een koptelefoon kan worden aangesloten
B
draadloze varianten van koptelefoons
C
goedkope koptelefoons
Slide 30 - Quiz
Welke twee zaken vormen een tegenstelling in dit stuk tekst?
A
goedkope koptelefoons - goede koptelefoons
B
gewilde koptelefoons - dure koptelefoons
C
koptelefoon kopen - koptelefoon vergelijken
Slide 31 - Quiz
Welk argument geeft de schrijver voor de populariteit van draadloze koptelefoons?
A
Je kunt er vrij mee rondlopen in huis
B
Je kunt ze op veel apparaten aansluiten
C
Ze zijn duur en handig
D
Ze zijn onmisbaar
Slide 32 - Quiz
Welke koptelefoon past het beste in de zin? Kies het juiste antwoord:
De duurste koptelefoon is van ...
A
Sony
B
Sennheiser
C
Phillips
Slide 33 - Quiz
Welke koptelefoon past het beste in de zin? Kies het juiste antwoord:
De koptelefoon met de laagste beoordeling is de ...
A
Sony
B
Sennheiser
C
Phillips
Slide 34 - Quiz
Welke koptelefoon past het beste in de zin? Kies het juiste antwoord:
Het bereik van de ... is minder dan van de andere twee
A
Sony
B
Sennheiser
C
Phillips
Slide 35 - Quiz
Welke koptelefoon past het beste in de zin? Kies het juiste antwoord:
De informatie over de ... is het meest compleet.
A
Sony
B
Sennheiser
C
Phillips
Slide 36 - Quiz
Welke koptelefoon past het beste in de zin? Kies het juiste antwoord:
Als ik een koptelefoon met een open klankkast wil, dan kies ik de ...
A
Sony
B
Sennheiser
C
Phillips
Slide 37 - Quiz
Welke koptelefoon past het beste in de zin? Kies het juiste antwoord:
De koptelefoon met de meeste beoordelingen is de ...
A
Sony
B
Sennheiser
C
Phillips
Slide 38 - Quiz
Wat is het doel van de afbeelding in de tabel?
A
De foto's geven meer informatie bij de tekst
B
De foto's zijn bedoeld om de tekst leuker te maken
Slide 39 - Quiz
Wat is het doel van de tabel bij deze tekst?
A
de aandacht van de lezer trekken
B
de informatie uit de hele tekst kort weergeven
C
extra informatie geven bij alinea 1
Slide 40 - Quiz
Wat betekenen deze woorden uit de tekst?
Verbind de woorden met de juiste betekenis:
kennis die nodig is om apparaten te laten werken
blijven steken
zit goed in elkaar
vervelend
zit lekker
indruk
zit als gegoten (al 6)
hapering (al 5)
degelijk (al 5)
techniek (al 5)
storender (al 4)
impressie (al 3)
Slide 41 - Drag question
Aan welk signaalwoord herken je de tegenstelling in alinea 1 van de reviews?
A
echter
B
maar
C
want
D
omdat
Slide 42 - Quiz
Hoeveel problemen beschrijft Milan?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 43 - Quiz
In alinea 4 beschrijft Milan zijn laatste probleem. Aan welk(e) signaalwoord(en) kun je zien dat hij zijn laatste probleem gaat beschrijven?
A
vervolgens
B
daarnaast
C
vooral
D
tot slot
Slide 44 - Quiz
Milan vindt het geluid van de koptelefoon tegenvallen. Welk(e) voorbeeld(en) heeft hij NIET bij zijn mening?
A
teveel bas
B
zit niet stevig
C
ruis
D
hoorbare tikken
Slide 45 - Quiz
Waarover is Milan wel tevreden?
A
de degelijkheid
B
de prijs
C
de techniek
D
het geluid
Slide 46 - Quiz
Welke koptelefoon had Milan volgens Jan beter kunnen kopen?