Week 1, les 1

¡Bienvenidos!
Mevrouw de Cuba
1 / 38
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

¡Bienvenidos!
Mevrouw de Cuba

Slide 1 - Slide

El programa 
5 min - Bienvenidos
20 min- Leer 
15 min- herhaling 








Slide 2 - Slide

Mededeling: 
Toets leesvaardigheid, Volgende week!
- alle teksten t/m hoofdstuk 4



Slide 3 - Slide

La clase de hoy: De les vandaag

La meta de la clase: het doel van les
Het kunnen gebruiken van de werkwoorden “Hay, Ser en Estar”. En je kunt regelmatige werkwoorden herkennen/ invullen.

Actividades: Grammaticale regels!!
- Jullie oefenen met de woordenschat.
- Jullie oefenen met de vervoeging van "ser-estar" "Presente". 
- Jullie oefenen met leesvaardigheid
                                                                    

Slide 4 - Slide

Leesvaardigheid Spaans - wat gaan we doen vandaag?
  • Tips leesvaardigheid per soort vraag/tekst - neem deze LU zelfstandig door
  • Klassikaal aan de slag met tekst 1 en 2 
  • Individueel of in tweetallen:
    Ga door met de rest van de teksten


Slide 5 - Slide

¿Preguntas?

Slide 6 - Slide

Leesvaardigheid

Slide 7 - Slide

Algemene tips
• Oefen regelmatig. Het is heel normaal dat je niet in één keer alles snapt. Goed lezen in een vreemde taal gaat niet van vandaag op morgen.

• Beslissend is – zoals altijd bij het leren – niet zozeer hoeveel fouten je had, maar wat je er daarna mee doet! Zoek uit, waarom het antwoord onjuist was, waar je de lees- of denkfout hebt gemaakt, en waarom dat andere antwoord wel juist is. 







Slide 8 - Slide

Welke strategieën kan je gebruiken als je een woord niet kent?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Lezen 
Leesstrategie: stappenplan
1. Lees de titel;
2. Bekijk plaatjes en opvallende woorden;
3. Lees de tussenkopjes
4. Wat voor tekstsoort is het? (email, artikel, interview...)
5. Altijd in de tekst markeren waar het antwoord staat

Slide 22 - Slide

Bekijk en lees het recept hieronder. Geef in het Nederlands zo compleet mogelijk antwoord op de vragen. 
Gazpacho Andaluz

Esta sopa fría es famosa en España. Se come sobre todo en verano cuando hace mucho calor. Es muy fácil de preparar y sólo necesitas media hora.  
Los ingredientes:
• dos trozos pequeños de pan
• 500 gramos de tomates
• un pepino
• un pimiento verde
• cuatro dientes de ajo
• Sal
• dos cucharas de vinagre de vino blanco
• 1.25 decilitros de aceite

Slide 23 - Slide

Wat is Gazpacho Andaluz precies? Beantwoord in het Nederlands

Slide 24 - Open question

Wanneer wordt het gerecht vooral gegeten?Beantwoord in het Nederlands

Slide 25 - Open question

Hoeveel lepels witte wijnazijn moet je gebruiken?
A
2
B
4
C
500
D
1.25

Slide 26 - Quiz

Hoeveel knoflooktenen heb je nodig?
A
2
B
4
C
5
D
1.25

Slide 27 - Quiz

Hoe goed heb je de stof van deze les begrepen?
A
Ik snap het helemaal
B
Ik snap het goed
C
Ik snap het een beetje
D
Ik snap het niet

Slide 28 - Quiz

¡A trabajar!
¿Qué? El álbum de los López, la familia de Pepe,  hoofdstuk 3 'leer'
¿Cómo? individual
¿Tiempo? 15 min 
¿Objetivo? repasar su compresión  lectora

¿Listo? neem door 3.2
timer
15:00

Slide 29 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
ik
yo
jij
hij - zij - u
él - ella - usted
wij
nosotros/-as
jullie
vosotros/-as
zij meervoud - u meervoud
ellos - ellas - ustedes

Slide 30 - Slide

herhalen hay, ser estar

Slide 31 - Slide



(yo) estoy
(tú) estás
(el, ella, usted) está
(nosotros/as) estamos
(vosotros/as) estáis
(ellos, ellas) están


ik ben
jij bent
hij, zij is / u bent
wij zijn
jullie zijn
zij zijn
Estar
Zijn
(zich bevinden)

Slide 32 - Slide

ser of estar?
ser gebruiken we voor eigenschappen die niet veranderen, zoals karaktertrekken. 
estar gebruiken we voor plaatsbepalingen en voor 
eigenschappen die wél veranderen, zoals emoties/toestanden.

Slide 33 - Slide

ser en estar
Zowel ser als estar betekenen 'zijn'. Maar estar betekent ook 'zich bevinden'. Je gebruikt estar dus bij plaatsbepalingen. Bijvoorbeeld: 
Ik ben hier - Estoy aquí 

Slide 34 - Slide

Ser y estar
                                        Ser = zijn                  Estar = zijn/zich bevinden



soy
eres
es
somos
sois
son
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 35 - Slide

Ser
Estar
... met mijn 
hond in de tuin
... op het strand
... rood en zwart
... op de tafel
... tevreden
... erg oud
... docent
... in bad
... Japans
Waar ... ?
... knap
... blij
... lief
... groot

Slide 36 - Drag question

¿Cómo has trabajado hoy en clase?
A
Muy bien:))
B
Bien :)
C
Regular :|
D
Mal :(

Slide 37 - Quiz

 ¡Adiós!

Slide 38 - Slide